í'ff'
i . ^ l b
I t
í 1
I N Í
- p. • ' « . . \ • t
304. N 0 0 R D
Hoog> OetuoÌUtH.
L a ^ , Bochony.
Gcftoien, KÓelu^at:^!.
Wat voor een pèrzoon, u4likihemìn,
Zijii mede broedcr, Nokoxtei.
Een grooce koker > Keretv.
Gacr by de Man,rocpt hem, Terekoemir. do.odo-
Alrj-d, OedwoiBtr.
Vecrca of pliiimen , Jedun oÌEdiun.
Vleagcl > Dzjzebir.
Vaerc nieii overdeRivicr, Oefiiin htolodzjz.y,
Orkitö. ^
Een Boorje, Toksouri
Riem dacr meii mede rocic, Meclo dkayhur.
Vecdroiiken, Tz^ptzJ of Czipazi.
Een Ziel, ^me» oiDoèfcha.
Een Meiifchen lichaeni, M-ichan koemin,
EenWeek, Dz.tzj;ìeUkon, oiTo.<ìelatz.<,,
óf kofchnoiti.
Wcinig, Ti i / f iw, ' c gcen ookjong bctckeiic.
Naboven, Tekfihi d^ere.
Na bcncden, Doro.
L e w h e t , Tahy.
Iklicb iiet daer gelcit, Tabixcen.
Neemthet, ^p.
Ik heb Jier ni « genomen , Eùéoexcen oegei.
Gaet uic de we g , Koor hai.
Een ^íac^as (die de Kalmakken vanKoeliaair
maken) Tzjegei.
Knok of be en, J 4 o e n o ì j a fm.
Uitftaende Ichuid, ^batz/itai.
Geen ichulden, Jihaiz^ai oege.
.Wae voor volk gacc daer he en, Tere kene
koemhzoemnir, odoem.
Droog, Koeurai.
Vochdg, Noiton.
Hy heefc niet gebrokeu , ANITRE KOHy
lieeft het gebroken, Kuoeglaha.
Zw-ecerig, KoUSitn.
Hv gaec, Karbon.
•W'orilelen, jibuldoeja.
Hy lieeft geworftelt, Ahuldouxeen.
Het Paerd is moe , ftaet ilii , Ononrin baiba.
Ik ben moede , Bitzjtijeroba.
Ikweecniet, Biowoeg
Ik beminne, Baerlaha.
Kult my , Jemés.
Mijn beminde Zi e l , uimbaraba.
Mijn lieve Vriend, Koruk naitxj Meninf.
Legcnecr, Oemee.
Eijide, DoHßbai.
Beneden het Mcicj4!rm, anders mede
Oby genaemt , houd zieh op de Chan ,
V o r f t, Pr insofKonink , äjb^/V gcheten,
bcrucht voor éen grooten Vorft onder de
Kalmakken, en Broeder van Vorft Aéeky,
..f i/./. )- ^ .. ^ .... y
en O O S T
deren wel te na komen. Dacr zi;n echter
eenigcbepalingcn, binnen welkeicderdczcr
Vorften met hun Volk tc weiden gacn.
Men vind onder de Kalmakken zom- ocdi of
mige Horden , daer het volk zeer plat,
en uitcrniaten klein van hooft cn aenee- Kamp "f
ziehe is. Lcgcifldä
De Kalmakken oorlogen tepaerd, het ge- ^ i l S «
ne hier door medc beveftige , dnt, wanneer
mccrjnalen my gcfchriften toegczondcn ok«s noszijn
, van hunne krygsmagc , dat nooit
Word gewaegt, als van Rui t e rye , en nimmer
van Voet-knechten.
B y £ « c ¿ / > / , Cap. XXX. verf. 5. Vind
men de volgende woorden.
Mooren Land tnde P u t , tnde Lud, ende
al den gememden Hoop, ende Cub , ende de
Kinäercn van V Land des verbonds , jjnlUn
n hen vallen door het Zweerr.
Werdende wyders in ditHooftftuk gefproken
van vecle veru-oeftinge der volkcn
en phetzer.
Komcnde het\voordZ.W mct Elud, dat
ecn Kalmaks Vorft is, cn volk zoo benoemt,
bykans in klank en lettergrepen over een,
ZOO dat miflchien her woord Elnd zijn
oorfpronk van dir woord Lud, en de Kalmakfche
Volkeren van Elud, welke noch
heden die naem voeren , van deze Volkeren
Lud hurnen afkomft hebben.
De Kalmakken , die naeft acn y^firaka»
leggen , zijn geftadige vyandcn van de
Krimfche Tarters. Zy wierdcn onlangs
geleid of beheerfclit van twee Broedercn,
die, na hun Vade r sdood, de Horde gcfcheidcn
, en het gebied verdeelt hadden.
De oiidfte was Te/cha Tertfihin, en de andere
Larajfan genaemt : welke laetfte omtrent
en naeft acn ^ßrakan , en de oudfte
dicht by den viiet Jaik zwerft.
Tejifcha Tertfihm was reeds over de hon.
derd Jaer oud. Oo g getuigen zeggen my ,
hem onder een zeer flechte Te n c , met
lompe Tapyten en vodden behangen, gezien
tc hebben , zittende op een verheve
voetbank , met de beenen kruiswys onder
't lijf over malkanderen geflagen. De g e ,
fchenken , die hem van vrecmdeiingen
overgeleverc wicrden , wicrp hy onheus
achter zijn rugge. Paerde-melk , in ecn
Tobbe voorgebragt, fchenkt men aen zijn
Hof den gaftcn , om hen gocde jiere aen
o f Ablaj , die meer Zuid-weftelijker
ten is, ofonlargs gezetenwas. En of fchoon
deze Heeren Broeders zijn, zoo voeren zy
echter zomtyds kryg tegen malkanderen,
over het Gras cn Voeder: vermids z y Heeds
met hunVeeverhuizen enomtrekken, om
de befte Weide te zocken, en dan malkante
doen.
Van de Kalmakken zegt dcEngclfche
Schryver fenkhtfon , dat zy cen rood Laken
en de Zon aenbidden.
In het Jacr zefiien hondcrd acht en zest
i g , he c f t , ZOO my beiichc i s , ( d o c h
flechts van cenen gctuige, waerom niet al
te zcckcr bcvcftigc) de Tomf che bevelhebber
eenig voik iiitgezonden na den
Vliet
T A R T A R . 3 0 ^
Vlict Tekfön , gelegen in de Kalmakfche
Steep of Woeftyne , alwacr een Berg, Tek
gebeten, ligt. Hier komen de Kalmakken,
om En s tc halen, welke zy op Kamelen
, laden, cn na Slna. voeren; wacr uic Zilver
zoude getrokken worden. Op de komft
van 't boven genoemdc volk ftond de berg
in vollen brand , gevende van zieh een
zwavelachcige ftank. Rondsom den berg
lagen ftukken van Er e s , zoo glat , als geloutert
Zilver. Als dit by vuur gelegt, of
aengeftoken wicrd, brande het als Zwavcl.
D e Rivier gaf witte harde ftukskens Erts,
ZOO groot als Erweten, op» De Berg was
zoo bezwarclijkvan opgang, dat niemand,
hoewel tot driemael toe bczocht wierd ,
dacr o p , of na by den top kondc ftygen.
Dit volk Voerde van daer met zieh na
Tomskp', eenig Erts, als mede zekcre verwaerde,
zoo gemcen rood als Karmozyn,
welke de Berg uitwcrpt. He t Erts wierd in
Tomikfl gefmolten, en men vond daer eenig
weinig fijn Zilver in.
Een ander Berg , in de Nabuurfchap,
was Baiirham gebeten.
In de Rivier jMk^, (welke in de Kafpifche
Zee uitftort , en aen het Kalmakken
Land ftoot,) die anders eertyds Soiokiodno
genaemt wa s , is de Steur en de
Vifch Belnga in zoo grooten ovcrvloed,
dat zy zieh in de Rivier opzctcen, en haer
bykans vervullen: zoo dat men op zornmige
pketzen , daer 't niet diep is, gelijk
als Over bruggen, als zy gedood zijn , en
noch in 't water l eggen, op de zelvc tredende,
de Rivier byna over kan gaen.
D e Beluga, die ecn groote tong hcefc, is
ecn platte Vifch . zomtyds dertien voet
lang, en zoo zwaer, dat 'er vier Paerden
genoeg aen te trekken hebben. Zy werpen
zieh by wylen over hoog uitftckende palen
heen , die in de Vliet gezet worden
om haer te ftuiten , en te vangen. Van de
vcUen dezer Belugaes het Huizen-blas
gemackt word ; gelijk van zijn kuit
•wel, als van de Steur, de Kavejaer.
De Vifch aen ftukken gekapt , word
gezouten , cn alom door Ruftand te koop
gebragt.
Deze Vilfcheryc komt gehecl ten voordeel
van himne Czaerfche Majefteiten ,
van den Patriarch van Moskovien.
Boven acn de Rivier Jaik l ege , behalvcn
het Stedcken Jflii:, e e nVl c k , welks
naem my onbekent i s , bewoont by Kozakken,
die van by Samara af, cn eiders,
derwacrts aen zijn komen zakken , om op
de Kalmakken en andere omleggende Hor -
den tc rooven. De z e placts is met ecn
fchuttingevan Bornen ofHccftersomheint.
leder huis of wooning ftaet op zieh aelven
, in 't wilt > zonder orde, binnen de
genoemdc heining , gebouwt van leem ,
ftokken, houten en ftruiken.
Deze Menfchcn leven zeer g r o f , doch
in volle vryheit , en erneren zieh zeer armeüjk.
Veele komen ook'derwaerts uit de
Rivier de Don , cerft over Land , by en
door KamttzJmski, en zoo längs de Rivier
,áitmondvan deStadAiiopS'
ka oiAchtuha gezegt is, (welke Stad eertyds
wel de groote van Amfierdam gehad
heeft, ) met hunne vaereuigen, in de Fol'
ga , en zoo na de Jaik. > of wcl de Volga
a f , door deze of geenc arm van de zelvc
, buitcn Aßrakan om , in de Kafpifche
Zee.
De Ukrainfche Kozakken ftaen onder
hunnen Hetmán : maer de Donfcbe , Samarfche
, Dnieperfche , en Saporoffche
Kozakken zijn vrye luiden , en meeft van
hee Griekfche Gcloof.
De Vcfting o f hce Stedeken Jaik > aen
de Riviere Jaik gelegen , wierd de eei-fte
mael door Steni^ Raz.in aldus ingenomen.
H y quam in zijne Schcpen , Stroegen genaemt
, de Vliet de faik opgevaren , tot
onder het Kafteel, zond aen den Bevelhebber
, liet na zijn gezontheit vragen ,
en verzoeken , om zijn oogen te mögen
de Kerk te gaen bidden ; behalven
dat hy hem van 's Keizcrs zaken te
fpreken had. Waer op de Bevelhebber liec
;en , dat hy in Gods naem zoude ko-
, hy wilde hem in de Kerk verwachten.
Hier op beva! Stenks aen zijn volk «
dat zy met drie of vier te gelijk , door
verfcheidene Poorcen, in hee Kafteel zouden
gaen , en zieh alle voor de Kerk vinden
laten, als of zy bidden wilden, en ondertuflchen,
met hun kort gewcer onder
de Rokken , zieh vaerdig houden, en op
de leus paffen , namentlijk , als hy zoude
zeggen , PramHflej. Hee welk gedaen
wierd. Zy hingen den Bevelhebber, met
al de Beampten , op , en bleven meefter
van de placts, tot dat Stenko des volgenden
Jaers wierd verjaegt , of lievcr de
vefting verlict.
Men wi l , dat zeeker Koopman , genaemt
Hoereof. de Stad faik , die eigen
aen hunne Czaerfche Majefteiten i s , wel
ecr, op zijn eigen koften, tot bcfcherming
der Reizigers, heeft doen bouwen. Voor
dien tyd woonden daer wel Menf chcn,
doch zonder vaftighcit. Derwaerts heeft
den tyd van Stenko. krygsluiden
en burgers in ballingfchap gczonden
gehad.
Naderhand is de Stad Jaik > door
den Engelfchen Overfte Belli , her,
bouwt. He t is daer rondsom zeer
Q j l woeft t