■ I. Afdeel. z e > °P ’£ drooge, met een foort van Lenfen
XVI. dood, o f jaagt z e , in Zee , met Schuitjesnaa,
Hoofd- >t weik de Otters niet ontkomen kunnen; de-
stük. , . '
Otter z^ niet Zeer v u£ zwemmen en het niet lang
onder Water kunnen houden : ook worden z y ,
fomtyds, op de Rotfen, in den Slaap dood ge-
flagen. Men vangtze zelfs met Netten, door
middel van een Houten Otter hun daar in lokkende,
en dan byten z y , uitfpyt qf wanhope,
zig fomtyds de Voorpooten af; j a , indien een
Mannetje met een W y fje daar in gevangen
wordt, rukken zy elkander deOogen uit, ver-
fcheurende de Huid en Vagt met de Tanden,
even o f zy die voor den Menfch nutteloos maa-
ken wilden.
Levens Deeze Dieren onthouden zig natuurlyk, met
manier, ongelooflyk groote Troepen, op de Eilanden in
den Oceaan, tuffchen Afia en Noord-Amerika,
alwaar zy paaren en voortteelen. Hun Voed-
zel beftaat in veelerley Schulp- en Schaal-Vis-
Vifïchen, die z y , als ’t Water met de Ebbe is
afgeloopen, aan de Stranden en op de Ondiepten
o f tufichen de Rotfen, opzoeken en verflin-
den. Z y eeten ook grooter Viffchen , en by
gebrek zelfs Zee-Wier o f dergelyke Kruiden.
In den Zomer begeeven zy zig ver op ’t Land
langs de Rivieren heen, tot in de Meiren, alzo
z y het zoet Water zeer beminnen: zoekende,
by heet Weer, hunne verfchuiling jn de Scha-
duwagtige Valeijen tuffchen de Gebergten; alwaar
zy z ig , gelyk de Aapen , met elkander in
vee-.
veelerley Spel vermaaken. Ook hebben z y , uit 1, Afdeel*
Zee komende, de manier, van zig het Water XVI»
a f te fchudden, gelyk de Honden, het A a n g e - ,
zigt met de Voorpooten te flryken, als de Kat- otter,
ten, en hun Hair in order te fchikken; t welk
hun zo veel vermaak geeft, dat menze, terwyl
zy dit doen, gemakkelyk kan om hals brengen.
In fnelheid van loopen overtreffen zy alle andere
Dieren, die zo wel in ’t Water als op ’t
Land leeven. Op den Kop kan men ze , met
een harden Slag , in eens afmaaken , maar op
de Rug verdraagen zy wel twintig Slagen, ’t
Gebeurt, dat men ze , zo men meende, wel
getroffen hebbende, hun een oogenblik daar na,
alster fluik, ziet opftaan en ontfnappen. Ook
toonen z y , in veele andere opzigten , hunne
loosheid en Katten-aart. Van de Zee-Leeuwen
en Zee-Beeren worden zy dikwils gevangen en
gedood. Z y zwemmen nu eens voor, dan ag-
ter-over, op zyde, ja regtoverend ftaande, en
fpeelen te gelyk , omhelzende malkander , gelyk
de Menfchen , met de Voorpooten. • ’t Is
zonderling te zien, hoe z y , de Knods ontwee-
ken zynde, den fpot, als ’t ware, fteekenmet
den Jaager , door het maaken van veele bela-
chelyke Gebaarden. Ook houden zy dikwils de
eene Poot om hoog, terwyl zy naar een Menfch
kyken, als om de Oogen voor ’t fchynzel van
de Zon te befchutten. Z y zyn , inderdaad,
zwak van Gezigt op ’t Land, doch zeer fcherp
van Gehoor. Het Geluid , dat zy maaken-,
I, Ds.ei, II Stuk. zweemt