Ii Afdeel. daar uit de aankomft van Reizigers o f Vrinden
XIII. voorfpellen; de Indiaanen van Peru agteh zulks
Hoo - een Voorbode van Aardbeevingen. In de Noords
fehe Landen, daar een andere manier van Jaa-
gen plaats heeft dan by ons, wordt de Hond
aan ’s Jaagers Gordel vaftgemaakt en men doet
hem een Muilband aan, op dat hy niet blaffe,
maar, met een opgeheven Neus, het W ild opjutte
, naar ’t welke hy den Jaager heen leidt;
De Spiöns o f Patryshonden weeten , op de
Reuk o f ’t Gezigt, den Boom aan te wyzen,
waar in een Vogel z i t , en op ’t Land blyven zy
ftaan, wanneer zy een Patrys ontdekt hebben,
die zy dan , volgens ’t gegeven bevel van den'
Jaager, langzaam voort jaagen, en eindelyk ver-
fchrikkende doen opvliegen. Zonderling is ook
de manier, op welke de Eendvogels in de Kctoi-
jen door een Hondje worden voortgelokt.
Levens- Uit de Tanden van den Hond is ligtelyk op
manier der te maaken, dat het een Verfcheurend of Vleefch-
Honden. vreetetKj Dier z y ; doch hy eet niet alle Vleefch,
zonder onderfcheid. De Waterhond, by voorbeeld
, zal eenige Vogelen, die een kwaaden
Reuk hebben, niet opbrengen. In Groot Cairo
is een Jaarlykfch Inkomen gefehikt om Vleefch
te koopen voor de Honden, dat men buiten de
Stad fmyt, en waar op zy met de Valken in ge-'
meenfehap aazen, ten einde dus , door ’t ver-
teeren van de Krengen, de Lugt voor befmetting
te bewaaren. In’t algemeen zyn de Honden op
Vleefch, hoe Hinkend ook, zeer beluft; zelfs die inde
de grootfie weelde worden opgebragt, zullen , I. A fd e e l .
als zy ’er gelegenheid toe krygpn, zig daar aan HXI11^
vergaapen. By gebrek kaauwen zy zelfs dikke aivki
Beenderen; want de teere dunne Beendertjes,
en het Kraakbeen, zyn hunne grootfie lekkerny.
Indien zy geen Vleefch hebben, wordt van hun
Brood en allerldy Gebak, o f gekookte Spyze,
met Smaak gegeten; doch raauwe Wortelen o f
Kruiden zullen zy niet eeten, dan ziek zynde,
als wanneer zy zeker Gras, dat men Hondsgras
noemt, kaauwen , ’t welk hun tot een Braakmiddel
en dikwils tot Geneezing flrekt. Hunne
drank is Water, in kleine hoeveelheid, dat zy
met de Tong lekken, om dat zy anders hunne
Neusgaten in ’t Water moeften houden.
Zonderling is de befchaamdheid van den Hond,
waar van h y , iets kwaads bedreeven o f iets ge-
Rooien hebbende, een kenteken geeft, door de
Staart nederwaards tuffehen de Beenen te haaien
en fpoedig weg te fluipen. In ’t doen van
zyn Gevoeg of ’t maaken van zyn Water, heeft
deNatuur hemdeVoorzigtigheid geleerd,om zulks
te laaten vallen op Steenen en andere dorre
plaatfen : want alle Planten byna gaan ’er door
uit , gelyk men ziet omtrent de Hokken van
Honden, die aan een Ketting leggen, alwaar behalve
’t Varkensgras naauwlyks iets groeit. De
Infekten en Wormen zelfs raaken deeze Vuiligheid
niet aan , welker bedervende kragt, volgens
de Waarneeming van L ister , zo flerk is,
dat Schoenen, waar mede men ’er in getreeden
I. D eei, II Stuk. D heeft.