I. Afdiel. Zaadvaten waren dik en met een doorfchynend
XIII. Vlies bekleed; de Pisblaas taamelyk groot: de
J * 00FD- Ballen •TUK* als een kleine Ockernoot.
De W o lf is byna geheel nuttig na zyn dood,
Nuttig- en men zou mogen zeggen, dat daar door het
heid. Kwaad , ’t welk dit Dier geduurende zyn Leven
heeft aangèregt, grootelyks vergoed wordt.
Het Vleefch, Hart en de Lever van den Wolf,
by een o f elk in ’t byzonder gekookt en met
Boter toegemaakt op de wyze van een Ragout,
is dienftig, zo men wil, tegen de Vallende
Ziekte, Waterzugt, moeielyke Baaring en de
Teering. Sommigen geeven het, gedroogd en
tot Poeijer gemaakt, geduurende eenigen tyd
in, ter gifte van een Scrupel tot een Drachme. In
de Verzameling van de Duitfche Natuur-onder*
zoekers vindt men een Waarneeming van Doktor
Gottlieb Reusnerus , die verhaalt, dathy
een Dame van groote Kwaliteit gekend had,
welke tegen de Miskraamen, die haar verfchei-
de maaien overgekomen waren, te Raad gegeven
werdt, o p ’t end haarer Zwangerheid Wolfs-
vleefch, verfcheidelyk toegemaakt, te gebruiken,
’t gene z y met een goeden uïtflag in ’t
werk ftelde, en dus niet alleen behoorlyk in de
Kraam kwam, maar ook van de Opflyging,
aan welke zy te vooren dikwils , met zwaare
Stuiptrekkingen, onderhevig was, verloft werdt
(*). Zyn Darmen, gedroogd en tot poeijer gemaakt
,
Xf) Ephemerid. Na tune Curioforutn. Tom. I. Ann,
Jnaakt, worden tegen het Winderig en Graveel-1 Afdeeu
Kolyk aangepreezen. Zyn Vet o f Smeer is
zeer verwarmende, ontbindende en den Zenu* stuk.
wen dienftig. Van het Poeijer der Beenderen Wolf»
wordt tegen de inwendige Kwetzuuren o f Kneuzingen
, in de Wonddranken en dergelyke Middelen,
gebruik gemaakt.
De Tanden der Wolven , in Zilver S ^ e t>enTandeal
gebruikt men fomtyds om dë eerfte Tandjes der
jonge Kinderen te doen uitkomen , met hun
daar op te laaten byten. Van de Huid van dit
Dier maakte oüdtyds het Noordfch Krygsvólk
zyne Wapenrokken, verbeeldende zig dus voor
een Houw beveiligd te zyn. Tegenwoordig maakt
men ’er Moffen , Wanten en Kamifoolen van,
die zeer warm zyn. Ook worden ’er de Schoenen
o f Muilen der Podagreuzen, en der genen
die koud van Voeten zyn , dikwils mede gevoerd
: ja men verzekert dat de Vlooijen de Reuk
daar van niet verdraagen kunnen ; ’t welk deez'e
Huid nog van meer waarde maaken zou.
(3) Hond met een regte gebandeerde Staart, m
de Hairen in de Nek over end Jlaande, de Hjana,
Ooren kaal. .
Voornaame Schryvers , zelfs Brïsson en
K lein , verwarren dit Dier met de Gulo o f
Veél-
(3) Lupus tnarinus. Bellon. Aquat. 33. Tab. 34.
Jonst. Quadr. Tab. 57. Gesn. Quadr. 674. Taxus
Pordnus, five Hyaïna veterum. K<emph. Amxnit.
411. Tab. 407. Fig. 4.
I. De si. n Siwk, F a