B 154 E S C H R Y V I N.G
I. Afdeel, gehouden werd, zou men zig weinig verwonde-
XV. ren over de Goddelyke Eere, die van de Egyp-
stuk°FD~ t;eDaaren aan Diertje plagt beweezen te wor-
Rot van ^en‘ ^e^en^aaê'^che Schryvers flaan egter
Pbarao. toe> dat het Jonge Krokodillen dikwils aanvalt
en van kant helpt; ’t geen zeer wel te geloo-
ven is , dewyl het groote Honden, ja de Ke-
mels zelfs, durft aantallen. De Eijeren van de
Krokodil zyn des Ichneumons voornaame lek-
kerny, en ’t fchynt dat de Natuur hier door
wyslyk zorg gedraagen heeft, dat dit Ondier
niet te flerk vermenigvuldige.
II. (2) Fret met een bruine Staart, die geel geringd.
Mepbitis. « , het Lyf Kajlanje-bruin , van onderen
Stinkdier. ,
Pl. XIII. .
Dit D ie r , waar van de Afbeelding hier nevens
gaat, mag met regt den naam voeren van
Stinkdier, *6 welk het Woord Mephitis betekent:
want, vergramd zynde, geeft het, met een Veefl,
een flank uit, affchuwlyker dan iemand zig kan
verbeelden, ’t Is een Amerikaanfch Dier, ’t
welk van de Indiaanen Kvoasje genoemd wordt,
hebbende de grootte van een Marter. Hernan-
dez noemt het Vosje, in kleur gelykende naar
gebrand Turkfch Koorn. Seba Ichneumon van.
Tzquiepatl o f Amerikaanfch Vosje, van die kleur.
Brisson ze gt, dat de Afbeelding, door Seba ’er
' van
(2) Yzquiepatl. Hern. Mexic. 332. Skb. Mus. I.
p. 68. Tab. XLII. Fig. 1. Raj. Quadr. 181.
v a n d e F r e t t e n . 155
van gegeven, goed is en befchryft het aldus. I*Afde u
De langte des Lighaams is omtrent anderhal- W-
ven Voet. Het heeft korte Ooren, het voorde stuK.
van den Kop is rond, de fnoet langwerpig: Stinkdier.
de Pooten zyn kort, voorzien met lange , krom- Befchry-
me,: zwarte - Nagelen. Over ’t geheele L y f , ving*
uitgenomen den Buik, die geelagtig is , heeft
het 'een bekleedzel van zwartagtig Kaftanie-bruin
Hairg zynde de kleur op ’t voorde van den
Kop: zo donker niet als op de Rug. De Staart,
die de langte omtrent van het Lighaam heeft s
is bruin en als met geele Ringen. Men vindt
ze in Nieuw Spanje en te Suriname,
y Sera kreeg dit Dier van Suriname, enhieldt Eigen-
h e t, een geheelen Zomer, in zyne Tuin in ’t fchaPPen*
leven, daar het aan eeivKettingje vafl was gemaakt.
Het was niet kwaadaartig en beet niemand
: men kon he t, wanneer men het te ee-
ten gaf, gelyk een Hondje behandelen. Het
groef met zynen Snoet in de Aarde, gebrui-
kende deVoorpooten tot zyn behulp, waar van
de Toonen met lange kromme Nagelen gewapend
waren. Overdag hieldt het zigfchuil, in
een foort van Hol , dat het voor zig zelve gemaakt
had: het kwam ’er,tegen den avond uit
en na zig gereinigd te hebben.hegon het te loo-
pen, waarende de .geheele nagt, ter regter en
en flinkerhand, zo ver de Ketting het toeliet,
en fnuffelende met de Neus langs den Grond.
Het hadt geen fmaak in Vleefch, Brood en vee-;
lerley .ander Voedzel, maar geele. Wortelen,
pKliiL, 11« Rup