I. Afdeel. ne 'Huid, die het Been omkleedde , daar aan ge-
XVII. hegt was. Derhalve moeft dit Beenige van de
Hoorn Schaft voor de twee Spongieufe Lighaamen ver-
STUK’ ft rekt hebben. De Heer P ek r au l t vergelykt
oa * het Been der Schaft van zynen Coati-monde,
by het Dye-Been van een Hoen, en het moet
volgens de Afbeelding, welke hy daar van geeft,
zo krom niet zyn geweeft als in de Coati van
den Heer L in n .e u s . Het w a s z e g t h y , aan
beide enden dik, en veel langer dan m de andere
Dieren , die met een Beenige Schaft zyn
voorzien. Langs hetzelve liepen , tot aan het
Hoofdje toe , twee dikke Aderen, vol van
Bloed. De Heer Roloff vondt in de zyn e ,
die een Wyfje was, boven deScheedeeen Kittelaar
ook van Been, bedekt met eene Voorhuid
van aanmerkelyke grootte.
D? Kop, De Kop van dit Dier (zegt hy) heeft eene
Tanden, driehoekige figuur; zynde, ter wederzyde van
den Bek, voorzien met lange, witte, ftyve,
kromme Knevels. De bovenfte Lip fteekt meer
dan anderhalf Duim over de onderfte heen.
Tanden heeft het twintig in ieder Kaak, naa-
melyk twaalf Kiezen, zes Snytanden en twee
Hoektanden. Van deeze laatften zyn die in de
Bovenkaak regter dan die in de Onderkaak,
welke men haakswyze gekromd en zeer fcherp
’t Oog hevondt te zyn , als Slagtanden, met een drie-
Juikend kantige punt als een Els. Het Oogluikend Vlies
Vlies. Was in de Coati, welke door den Heer Roloff
ontleed werdt, zeer kennelyk, daar de Heer
Lstt. a. LlNV
A N D E B E E R E N . 245
L infleus het in de zyne , waarfchynlyk om f Afdfel^
dat die blind was, niet, gevonden hadt. Hy XV!L
merkt aan , dat hetzelve met twee kleine HoUFD.
Hoorntjes was voorzien, die het aan den in-STÜK‘
waardfen en uitwaardfen Ooghoek verbonden. JU
Naar ’t Oog toe was het breeder, naar de Neus
toe lchcrper, met verfcheide roode, Vaatjes gekleurd
en zo beweeglyk dat men het gemak! yk
opwaards kon haaien , als wanneer hetzelve ’t
geheele Oog bedekte. De Pooten, zo voor als p,e
agter, waren niet zeer lang; de voprften dunftPooten.
en zwakft, de agterften dikft en fterkft. Onder Fig. 3, 4.
aan de Voetzoolen hadden zy geen Iiair, maar
waren van de Nagelen tot aan de Hiel met eene
Huid bekleed, die roodagtig bruin was, met
verfcheide Voortjes ofStrgepen, gelykdeHuid
in onze Handpalmen. De Vingers o f Toonen
geleeken meei; naar die van den Mcnfch dan in
den Beer, en de geheele geftalte van den Voorvoet
vertoonde zig als een Hand, uitgezonderd
de Nagelen, zynde als met een Duim en Pink
voorzien, en drie middel-Vingeren, omtrent
gelyk van langte. De Franfche Akademiften
vonden in hunne Coati-monde wel een dergelyke
Huid aan de Voetzoolen, doch agter aan den
Hiel waren verfcheide uitfteekende Schubbetjes;
die zy vergelyken by een Goudsbloem, wanneer
dezelve zig tegen den avond fluit. Men
zou haaft mogen zeggen, dat dit Dier Handen
en Voeten heeft als een Menfch.
Het maakzel der Darmen was, zo de Heer Rq-
I.D s ia . II Stuk. Q 3
Fig. 5.
De DarLOFF
men.