4®o B e s ö h k y v i n g
t Afdeel. te worden. Het Wyfje heeft, zo wel als dé
x x v i. Haas, een dubbele Lyfmoeder; nogthans zyn de
stuk.ü1>L>' Overb?vrugtingen in de Könynen, zo ’t fchynt,
Konyn. zeldzaamer dan in de Haazen.
Zorgvul- *t Is aanmerkélyk , met welk eéne zorgvuldigheid
digheid het Konyn een Neft maakt voor haare
] ongein Jongen van baar Hair , plukkende zig het Lyf*
van onderen geheel kaal , op dat zy zagt leggen
mogen , en verlaatende hun in de eerfté
Dagen naauwlyks, dan zo lang zy hun Voedzel
zoekt. De wilde Konynen gebruiken nog
daarenboven de vöorzigtigheid, om daar toe een
nieuw Hol te maaken , ’t welk niet rcgt maa-r
met verfcheide bógten loopt, om ze te verbergen
, niet alleen voor de Bontfems, Daflen en
Egels , die naar de jonge Könynen zeer gretig
zyn , maar zelfs voor den Rammelaar o f Mannetjes
Konyn , van wien de Jongen, alshyze
vindt, opgegeten worden. Het Wyfje doet dit
ook fomtyds, als zy te oud is om de Jongen zog
te geeven o f uit gebrek van ’t noodige VOedzel,
en dik wils , wanneer de Jongen te vroeg door iemand
zyn behandeld. Anders flopt zy den Ingang
van ’t gemelde Hol zorgvuldig met Aarde, die
met haar Pis is nat gemaakt: maar, wanneer dé
Jongen aan den ingang van ’t Hol beginnen te
kómen, en Kruiden, Gras o f Hooy te eeten,
die de Moer hun aanbiedt, zo fchynt dê Vaar
hun te kennén , hy neemtze tuflchen de Poo-
ten, ftrykt hun Hair glad , liktze de Oogen,
cndus heeft de een na den ander deel aan zyne
V * N D E H A A Z ft N. 401
zórgen ; terwyl tevens de Moer hem zeer lief- [.Afd^
kooft, wordende dikwils weinige Dagen daarna XXVh
Weder bevrugt. • . stuk.
Een van myne Nabuuren j zegt de Pleef de Kcn^
Büffon j die gedüurende veele Jaaren zyn plei-
ziei' genbmeh heeft met het aankweeken van
Konynen, deelde my deéze aanmerkingen me.
de. „ Ik begon (zegt hy) met een Rammelaar
•, en Voedfter alleeh: de éerfte was geheel wit,
i, , de andere geheel vaal ,i; én öndèr derzelver
Nakomelingfchap, die zeer talryk was, vondt
-■ men Veel meer vaale dan anderen , een taa-
„ melyk groot getal witte en gemengelde, en
„ eenige zwarte. Als het Wy fje fpebls is , ver-
5, laat haar het Mannetje nsamVlyks, zyndezd
j, fitZig van aart, dat ik z e , in minder dan een
Uur tyds , vyf- ö f zësinadl heb Zién Paaren*
, , Om daar toe tb komen, gaat het Wy fje met
,, haar Büik leggen öp deh vlakken Grond, de
g vier Pooten uitgeftrekt, en maakt eenig Ge-
„• luid, ’t welk veeleer een teken fchynt te zyn
,, van vermaak dan van pyn. Hunne mafiier
II van Paaren, gélykt byzohder naar die der Kat-
„ ten, met dit verfchil egter, dat het Mannet-
g je het Wy fje niét zO ftyf vafthoüdt in de
nek: De Vaderlykheid word onder deez.e
Diefen Zeer ontzien. Ik óórdeel dus; uit
5, de gfoote agting welke alle myne Konynen
„ cyehad hebben voor hunnen eerftèn Vader,
dien het my gémakkelyk was tè kennen aan
15 zyne witheid,1 en die het eenigfte Mannetje