1. Afdeel, aardfche gaten daar in te komen , als wannee?
* XIV. hy daar zyne Woede den teugel viert, ’t Ge-
Hoofd- beurde onlangs in Noorwegen , dat een Bok*
8TUK’ het graaven van den Los bemerkende, zo dra
Los' dezelve den Kop door den Grond dak, eer nog
het L y f volgen kon, zo geweldig met de Hoornen
daar tegen diet, dat deze gevaarlykeVy and
in de Kuil dood bleef.
Tagt der Hoe wreedagtig ook deeze Dieren zyn; het
Tartaaren fchynt dat zy getemd kunnen worden, om den
met Los- jyienfch te dienen. Immers Marcus Paulus de
Venetiaan verhaalt, dat de Groote Cham o f
Keizer van Tartarie, onder verfcheide wilde
Dieren, die hy deedt opvoeden, om ze op de
Jagt te gebruiken, ook Luipaarden en Lofleii
hadt, benevens zeer groote en fchoone Leeuwen,
die zyne Jaagers op een Kar o f Wagen
voerden naar de plaats der Jagt. - Men gebruikte
dezelven om wilde Zwynen, Beeren, Herten,
Bokken, Ezels en Oden te vangen. Ook
hadt de Keizer dikwils’t vermaak, van dezelven
tegen ongetemde Dieren van dien aart te zien
vegten. Dit is niet ongeloof baar, wanneer men
aanmerkt, dat in een Land, daar deeze Roofdieren
natuurlyk gevonden worden, deBoflchea
anders niet veilig voor de menfchen te door-
kruiffen zouden zyn , tot de Jagt.
Zonderling is de behendigheid, welke een
L os , van een Bulhond aangetad wordende, gebruikt
, om -zig te redden. Hy werpt zig aan-
ftondt op de Rug, (leekt de vier Pooten om
hoog,
hoog, en neemt, wanneer de Hond toe wil by-1. Afdee!..
ten , meenende reeds meeder te z y n , zynen
(lag zo wel waar, dat de Hond het met de d ood doe«*,
bekoopen moet. Zyne Klaauwen zyn ook zeer ^
krom en fcherp , en de Tanden zeer lang.
Voorts heeft dit Dier, uit- en inwendig, veel van
de gedalte der Katten , daar het in ’t klimmen
en fpringen insgelyks veel overeenkomd mede
h e e ft, dan dat het hooger op de Pooten (laat.
Zyne Darmen vondt men, gelyk in den Leeuw,
maar driemaal zo lang als ’t Lighaam; t welk
veel korter is dan in den Mcnfch en veele andere
Dieren. De Slaapfpieren waren by uitdek
dik en flerk. Ik zal alleen nog agt geeven op
het maakzel van het Oog, gelyk hetzelve dooide
Franfche Akademiften bevonden werdt; als
ten opzigt van den L os , wegens zyn fcherp Ge-
z ig t, voornaamelyk in aanmerking komende.
De Oogbol hadt een Duim in middellyn, Maakzel
zynde byna Klootrond, uitgenomen het Hoorn-der ogen*
vlies , ’t welk een weinig puntig uitpuilde, en
overal een halve Linie dik was. Men vondt
h e t, naar gewoonte , aan het harde Vlies ge-
hegt door de onderlinge verdunning van het uitende
deezer twee Vliezen, die beiden op deeze
plaats als een Spiegel-Lyd fchuins gerand , zig
zodanig famenvoegen dat zy met elkander niet
meer dikte hebben dan elk op zig zelve, dewyi
het dunde van de fchuinte, in het een, op het
dikde van het andere legt. Het harde Vlies,
van buiten wit zynde en een weinig zwart van
I ,.D kel, XX Stuk, K b iü -