I.A fdeel. Sommigen willen dat ’er Rhinoceroflen in
XXIV. Egypte zyn , doch de Reizigers in *t algemeen
Hoofd- verzekeren ons van het tegendeel, ’t Is onder-
Woon töffchdn zeker, dat men ’er vindt in Afrika, in
plaats. Abyffinie, Ethiopië en in de Ooftindiën; ja ,
om kort te gaan in alle Landen daar Olyphan-
ten zyn. De Jefuit, Pater do Halde , verhaalt,
dat ’er in de Provintie van Qiiangfi, in
China, ook gevonden worden; maar zy komen
menigvuldig!! voor in de Landen van den Groo-
ten Mogol, in ’t Ryk van Bengale en daarom-
ftreeks, als mede op de Eilanden Romeo, Su-
matra en Java. W y gelooven niet, dat ’er in
Amerika zyn. De Portugeefche Paters Jefui-
ten, die lang vertoefd hebben in Abyffinie,
verzekeren, dat de Ingezetenen aldaar ze tam
maaken en tot den arbeid gebruiken als de 01 y.
phanten.
In Europa zyn deeze Dieren niet minder
vreemd dan die, en worden alleenlyk nu en
dan cens, om de zeldzaamheid, rond gevoerd
p f vertoond. Plinius verzekert, dat de groo-
te Pompejüs ’er de eerfte maal een te Rome in
het Schouwburg bragt, ’t welk egter naderhand
meermaalen is gefchied. Het Romeinfche Volk,
rtaamelyk, hadt veel vermaak in deeze Dieren
te befchouwen; inzonderheid, wanneer zy met
Olyphanten, Stieren, Beeren, o f met de Schermers
z e l f , aan ’t Vegten waren. Augustus
gaf de Burgeren van Rome dikwils zodanige Ver.
tooningen, en Martialis g e tu ig t, dat men geen
geen Dier met meer onvertzaagdheid o f vér i. Afdeel.
woeder zag in het Perk; hy verzekert, dat de XXIV.
Rhinocefos een Stier met zyn Hoorn opnam en
in de Lugt fmeet als één Kaatsbal (*> Men
zag naderhand fömwylen nog Rhinocerolïen te
Rome, maar, met het verval van dat doorlugti-
ge Gemeenebeft, verminderde de luit om zulke
Dieren te ontbieden, en men vernam ’er, ver-
fcheide Eeuwen lang, niets van in Eüropa, tot
dat de Portugeezen en Spanjaarden hunne Z e e vaart
met kragt begonnen te dryven. In ’t
voorft der Zeftiende Eeuw deedt Koning
Emanuel, te Liffabon, een Rhinocerös tegen
een Olyphant vegten; dat een zeldzaam en ongehoord
Schouwfpel was, Icdert den tyd der
Romeinen., Vervolgens heeft men ’e r , van tyd
tot tyd, een enkelen in Europa gebragc, die
dan door deeze en gene Landen rond gevoerd
en voor Geld vertoond werdt. Dus zag men,
nu zes en-zevëntig Jaar geleeden, een in Engeland,
die groot was van itatuur, een Mannetje
; maat inVrankfyk fchynt ’er geen geweeft
te zyn voor het W y fje , dat aldaar indejaaren
cij i Y493 op dé Kennis- van St. Gérmain,
te kyken was. Een HollandfCh Kapitein hadt
dezelve overgebragt uit de Provincie Acham,
in ’t Ryk des Indifchen Konings van A v a ; en
na dat dit Dier in de Nederlanden was vertoond,
wërdt het door Duitfchland gevoerd en
kwam
(*) Quant as erat Cói'fiu, cui Plla Taurus erat.
ï . Dfe i, XX Stbk.