u u m m
^2 Ë E S C Ö R Y V i N Ó
t. Afdeel, voor ieder Wolfskop, die hun opgebragt vVordfi.
XIII. Tegen ’t end van den Sweedfchcn Oorlog
Hoofdstuk.
m if.
onder Karei den X I L , nu ruim, veertig Jaar
geleeden, is dit Dier eerft gemeen geworden in
Sweeden» daar het te vooren zeldzaam was (*).
Ook is h e t, omtrent dien tyd, en waarfchyn-
lyk door ’t overtrekken van het Krygsvolk, o-
ver ’t Gebergte heen in Noorwegen gekomen»
daar men te vooren nooit een W olf gezien had»
en heden is men ’er nergens voor beveiligd,
dan op de Eilanden; dewyl het aan die Kuft by*
na nooit zo fterk vrieft, dat zy over ’t Ys daar
komen kunnen ( f) .
Gulzig- De bloote naam van W ö lf jaagt den Menfch
heid. een fchrik aan, hoewel hy inderdaad zo veel
niet te vreezen is als een Beer, Leeuw o f Ty-
gen Hy is byna onverzaadelyk gulzig, flok*
kende, zonder kaauwen, Vleefch»Huid en Hair,
Beenderen en andere harde Stoffen in , die hy
fomtyds onverteerd weder kwyt rgakt. Hy
gaat by nagt op den roof uit, en om die re*
den werden de Wolven van de Grieken Nagt-
bonden geheeten. Het is hem met de andere
Roofdieren gemeen, lang Honger te kunnen ver-
draagen, doch uitgehongerd zynde kan men zig
geen verwoeder Dier verbeelden. Hy kan niet
alleen een ongelooflyke veelheid van Spyze inflok,
-f*) fauna Suecica. pag. 5.
( t) Er. Pontoppidans , ^ a t . bOtt $50^
toeseu. II. Th. pag. 35.
V A N f i k H o K D Ê R . 73
(lokken, maar hy vermoordt ongelyk meer, en j. Afdeeö.
iaat daar van het grootfte deel , als tot Voor- XIII.
raad, leggen. In zyne woede verfchoonthy zelfs ^Hoofdde
Menfchen en vooral de jonge Kinderen n iet,
indien hy dezelven betrappen kan; weshalve de
Laplanders zorgvuldig z yn , otn hunne Vrouwen
die hoog Zwanger zyn , en welken dit Dier op
de reuk fchynt 'te kennen» daar voor tebewaa-
ren. ’t Gebeurt dikwils, dat een W o lf, uit
gebrek van Spyze, zelfs Honden aantaft en die
van de Ketting foheurt, o f Paarden van voor
•t Rytuig wegrukt.
Zyn gewoone, Spyze 'zyn Mollen, Rotten»
Haazen, Konynen, Varkens, Schaapen en ander
V e e , doch hy bemint inzonderheid de Bokje
s , Lammeren, Kalven en jonge Herten o f
Rendieren. Hy gebruikt niet alleen geweld maar
lift tot het bekomen van zyne prooy, en in een
Stal geraakt, zynde onder ’t Wolvee, is de vernieling,
welke hy daar aanregt, byfter groot.
Ook kan men niets, daar hy mede weg loopt»
uit zyüe Klaauwen redden, zo fterk is hy in ’t
Gebit en zo ftyf van,Nek, fmytende een levendig
Lam op zyne Rug, en! vliedende daar
mede heen.
. Wanneer de Honger hem al te zeer plaagt»
zo eet hy ook Leem, indien hy die kan vinden;
doch dezelve, onverteerbaar zynde, blyftin de
Darmen fteeken, tot dat de W o lf weder Vleefch
en Bloed van leevende Menfchen o f Beeften
magtig wordt. Want in dit geval ontziet hy
IDïSi, II. Stuk, E 5 IlietS j