J. Afdeel. 1S de zevende Soort in zyn Konynen-Geflagt. XXVIII. De Franfchen, zegt h y , noemen het Cochon
stuk°FD" d Inde; de Duitfchers M ia m f c b K u n d e o f In -
G u in e e jc b ^ 0^ ^eu^e 5 a^s M e e r fe r c k e l, M e e r f c b w e in ,
Biggetje. welk Zee-Varken betekent; de Polakken
Z w in k a Z am o r s k a ,, de Sweeden M a r sw in , de
Engelfchen G u in y P ig o f Guineefch Biggetje.
Het heeft zyn oorfprong ’t zy uit Guinea o f
uit Brafil; ten minfte wordt het uit Zuid-Amerika
fomtyds in Europa overgebragt, alwaar mep
het in Huis houden moet en zorgvuldig bewaa-
ren, zo voor de Koude, als voor de Katten ,
die ’er niet minder heet naar zyn, dan naar de
Rotten en Muizen , lattende ’t zelve, wanneer
zy het in hunne Klaauwen krygen, zelden on-
gefchonden vry. Ik zal hier kortelyk de befchry-
ving doen van deszelfs Eigenfchappen, gelyk
die in een byzondere Verhandeling daaromtrent;
gevonden wordt (*).
Eigen- De Spyze, welke deeze Diertjes, wanneer
fghappen. menze in Europa heeft, gebruiken, isallerley
foort van Aard- en Boomvrugten; doch zy kunnen,
gelyk onze Konynen, weinig natte, weeke
K oft, o f zulke, die afgang maakt, verdraagen ,
ftervende, indien zy te veel Moeskruiden, Kool
o f Wortelen eeten, dikwils aan de Loop. Z y
drinken weinig en moeten zuiver Water hebben
pf verfche Nopit eeten zy ftaande, maar
al-
(*) Linn^i Amcenif. Academie. Vol. IV. p. igo.
fu b tlt. Mus P orcellus.
<yd zittende en herkaauwen op de wyze derj, Afdeel,
Haazen en Konynen, flurpende den Drank met XXVI If.
een uitgeftoken T ong, gelyk de Katten. Hun- stH°ofd‘
ne beweeging is vlug, en zy tragten zig altyd GJ netr^
in de een of andere Schuilplaats te verbergen. Biggetje.
Geduurig zyn zy bezig, zig de Pooten te likken
en het Hair te ftryken, gelyk de Katten,
’t welk de een ook dikwils den ander doet, en
de Moer inzonderheid haare Jongen. Z y klimmen
bezwaarlyk en fpringen zelden, doch gaan
fomtyds op de agterfte Pooten Haan, om in de
rondte te zien; willende niet gaarn in een Hok
beflooten zyn ; ’t welk hun ziek doet worden.
Z y beminnen een zagte, warme, zuivere Le-
gerftee. Terwyl het Mannetje flaapt, houdt
het Wy fje daar b y , waakende, d eW a g t ; z y
maakt fomtyds een weinig geluid, en, bemerkende
dat het Mannetje niet flaapt, loopt zy toe,
plukt hem by ’t Hair, en doet hem opftaan,
neemende zyne Legplaats in ; wanneer h y , op
zyn beurt, haar bewaakt, De Stem van ’t Mannetje
is grof, die van ’t Wyfje fyn en piepende.
Onophoudelyk fehyoen zy met elkander te
praaten, zwygende byna nooit ftil, dan onder
5t flaapen. Hongerig zynde, o f van iemand,
die hun eeten geeft, aangelokt wordende, gee-
ven zy hun verlangen door ’t woord om, zeer
duidelyk, te kennen, en betuigen hun vermaak,
wanneer de Spys hun behaagt, door een zonderling
Geluid, ’t welk naar dat van een Klokhen
zweemt. Men kan ze veilig behandelen, want
]f.dekj.. iistuk. E e j den
■Tm
m
WL
Wé
W5.SSSBffl1