m
lil II
Hoofdstuk.
Kenmerken
volgens
Lin*
JS’JEUS.
I»'.
z{ 1 B ESC H R Y VING
I.A fdeel. Zee-Kalven; gelyk,nog heden fommige Dieren
XII. van dit Geflagt op verfcheide plaatfen worden
genoemd. Immers deSpaanfche Naam is Labo
‘marino, de Italiaanfche Vecchio marino, én de
Genueefche Buo o f Bove marino. De verfchil-
léndheid der Naamen van deeze Dieren wordt,
voor.’t overige, t’eenemaal door de uitwendige
Ljghaamsgeftalte veroorzaakt, naar dat zy deze
o f gene Landdieren meer of min gelyken. De
Polianders geeven aan, de gemeenfte Soort den
iiaam van Robben.
De bovenfte Voortanden z y n , volgens L in-
ileus, zes in getal gelyk in alle de Dieren, die
tot den Rang der Roofdieren behoor en. Zy
ftaan evenwydig ; de uitwaardfë zyn de groot-
fte. In dè Onderkaak heeft het vier Voortan-
ften, die evenwydig zyn, van gelyke grootte,
niet digt aan elkander , en niet zeer fcherp:
twee Honds- of Hoektanden, die in d.e Bovenkaak
van de Snytanden, in de Onderkaak van dé
Kiezen af ftaan: v y f of zes driepuntige Kiezen
b f Agtertanden: geen Ooren uitwendig: de Ag-
jterpooten te famen gevoegd.
De Heer Klein heeft de Robben gebragt in
het V y f dé Gezin der Hairige Dieren die gevingerd
zyn , waar onder hy ook den Otter, Beve
r, Walrus, en Zee-Koe o f Manati , ‘ betrekt.
De Heer Brisson maakt zynen Vyftienden Rang
van de Rebben alleen. L inn-eus geeft thans
van dit Geflagt vier Soorten op, naaraelyk.
Soorten.
( i ) Rob
V A N D E R O B B E N. 3
( i ) Rob met Ooren aan den Kop. I. Afdéel.
XII.
Dit Dier wordt van den Heer Steller , in de Hoofd-
Verhandelingen der Akademie van Petersburg,om-STÜK* 1
ftandig befchreeven. Het heeft de langte vanne* ■■ Tr
gen-en-zeventig Duimen;de omtrek des Lighaams fina.
bedraagt by deSchouders zeftig,by de Staart flegts Zee-Beer.
twintig Duimen. De dikke Huid is met digt zwart
Hair bezet, doch ’t zelve heeft, in de W y fje s , een
Afchgraauwe kleur. De Kop zweemt veel naar
dien van een Beer : de Baard beftaat uit lange
witte Borftels, doch die maar dun ftaan. Beide
Kaakebeenen zyn met Ipitfe Tanden gewapend,
waar wan men ’er twintig telt boven en zeftien
onder in den Bek. ‘ De Oogen zyn van grootte
als Ofien-Oegen: de Ooren klein, ftyf en fpits *
en hebben inwaards maar een naauwen Ingang,
dien deeze Dieren in ’t Water kunnen toefluiten.
De Hals is dik, gelyk ook het L y f boven
aan, doch nederwaards , om de Lenden heen,
wordt het veel dunner. De Voorpooten zyn
niet, gelyk in de Zee-Kalven , onder de Huid
verborgen, maar openbaaren zig , gelyk in andere
Viervoetige Dieren , geheelenal: zy. zyn
ook met Hair begroeid , doch kaal aan ’t end,
en de Vingers of Toonen, welken het D ie r ’er
v y f heeft, zyn met de Huid bedekt, die te ge-
lyk den geheelen Voet omringt, zo dat men
van buiten geen Leden noch Vingeren kan onder^
O ) Urfus Marinus. /Ut. Petropolit. s. Ann. Ip4pi
, 1. Dml. U Snit. A 2,