I. Afdeel.Wanneer men Grond bereikt, fpringt eerft een
^ïl. Man in ’t Water, die eene Knods in de hand
Hoofd- heeft: hem volgt een ander, met de beide bran-
STUK*
dende Tqortfen, die hy boven zyn Hoofd om
hoog houdt, en een derde agter hem, ook met
een Knods o f Knuppel gewapend. Zo dra dee-
ze Dieren het Licht zien , willen z y z ig te W ater
begeeVen, als weetende dat zy daar veilig
zouden z y n , maar de weg is hun afgefneeden.
Dan rigtten zy zig naar dèn voorften Man, en,
indien het Mannetje hem eerft ontmoet, heeft
hy genoeg werks om zyn L y f te befchermen.
Het gaat op de Voorpooten- overend ftaan ,
met opgefperden Muil, en rukt dikwils dien
Man den Knuppel uit de Handen , tot dat
de ander komt en het Dier in de Nek flaat.
Met het Wyfje , dat voor den Man wykt,
hebben zy zo veel moeite niet. Als deeze Dieren
maar regt op den Kop of op de Neus getroffen
worden, vallen zy aanftonds in onmagt,
en dan fnydtmenze, zonder draaien, den Hals
af. Na dat alle de oude Robben dus afgemaakt
zyn, gaat men de jongen opzoeken, die, in het
bovenfte van het Hol en ver van ’t Water leggende,
zig geheel ftil houden, tot dat zy op
dergelyke wyze geknuppeld worden en gekeeld.
De gedoode Robben worden aan het Touw gebonden
, en van de genen, die daar buiten in de
Boot zyn , uit het Hol gehaald. Op deeze manier
wordt men fomtyds, in eens, wel vyftig:
ftuks magtig, waar van de Ouden zo groot zyn als
als een Os o f Koe. Op dergelyke wyzen wor-1. Afdeel»-
den z y , aan de Wefter- en Noorder-Eüapden van
Schotland, ook gevangen. stuk.
Volgens het Berigt van den Heer Anderson,
zouden in het Meir van Bciikul, in Groot-Tar?
t'arie, dat een groote Verlaatbak is van de zoet
te Wateren, die uit verfcheide Rivieren zig
daar in ontlaften, ook een menigte van deeze
Dieren zyn. De Heer Heidenreich, die van.
Petersburg, door geheel Siberie en Tartarie,
tot aan de Grenzen van China gezonden was,
óm overal Mynen op te zoeken en de Myn-
werken te herftellen, hadt hem verzekerd, dat
dit weezentlyk, zodanige Robben zyn , als men
vindt in de Ooftzee en den Oceaan; doch een
weinig kleiner. Het Meir bevroozen zynde,
maakten deeze Dieren hier en daar Openingen
in het Y s , om lugt te fcheppen; doch de Tar-
taaren en de Ruften, die by dit Meir woonen ,
wiften ze daar uit te haaien roet driehaakige
Harpoenen en gebruikten in hunne Lampen
geen andere O lie, dan die yan het Spek der
Robben bereid was. Hy onderdek, dat de
Voorouders van deeze Dieren uit de Ys-Zee,
langs de Rivier Jemfea, tot in dit Meir, tw e lk 1
geheel ver Landwaards in legt, gekomen zullen
zyn.
Omtrent de Lighaamsgeftalte en inwendige Liglmms-
deelen der Robben, zal ik eerft de B e f c h r y - -
ving doen van het Zee-Kalf in de Middellandfche Zee-Kalf.
Zee gevangen, hier voor Pl . X I , i ïg , 5 , af„
1. Dkeu XI Stuk. B 5 § e’