I. Afdeel, tykfte deelen van Europa zyn zy den grootrteü
XXVI. tyd van ’t Jaar wit:, en necmen in de Zomer-
Hoofd- Maanden alleen hunne roffe kleur aan ; hoewel STUK* ’er fommigen altyd wit bly ven , en door Ouderdom
worden zy altemaal min o f meer wit.
In Lapland heeft dit plaats , alwaar de Haazen
overvloediger zyn dan in de Ooftelyke deelen
van Europa. Men vindt ’er weinigen o f geerien
in Zuid-Amerika, fchoon ’er in Virginie en Ka-
m da, zelfs in de Landen aan deHudfons-Baay,
gevonden worden. Deeze Haazen van Noord»
Amerika zyn , volgens het Berigt van de Reizigers,
niet alleen veel grooter, maar hebben ook
blank Vleefch, dat anders fmaakt dan ’t Vleefch
van onze Haazen: zy voegen ’er b y , dat der-
zelver Hair niet uitvalt en een zeer fraay Bont
uitlevert; In uitermaate heete Landen , gelyk
aan de Rivier van Senegal, in Gambia en aan
de Kuft van Guinee, als ook in fommige Landen,
die onder de verzengde Lugtflreek in A-
frika en Amerika gelegen z y n , vindt men ook
Dieren, welken de Reizigers genomen hebben
voor Haazen, doch het zyn veeleer Konynen,
o f Dieren die naar dezelven zweemen. De Ko-
nyn, naamelyk, is uit de heete Landen afkom-
ftig en niet te vinden in de Noordelyke Gewesten
, daar de Haazen zo tierig en grooter zyn
dan elders.
Eigen- E)e Haas is een zeer fchuuw Dier en zo vrees-
fchappen. agtig, dat zy niet dan met half tÖegelooken o f
zelfs geheel open Oogen flaapen, wordende door
het
het minfte gerugt wakker gemaakt; wélke flui-I. Afdeel»
mering men in Kinderen gewoonlyk een Haaze* XXV1.^
Slaapje noemt. By dag houden zy zig fchuil STU{U
en komen zelden te voorfchyn dan in de nagt,
wanneer men z e , by heldere Maanefchyn, ziet
loopen en met elkander fpeelen; t doch het minfte
geraas doet hun vol fchrik de vlugt neemem
In ’t loopen munten zy in fnelheid boven de
meefte Dieren uit, en hebben een zonderlinge
manier van kromme Paden te maak en,, wy kende
zelfs agterwaards. Hun loopen is èen ibort van
Galoppeeren, uit zeer fchielyke Sprongen be-
ftaande, en zy maaken in ’t loopen geen geraas
, om dat hunne Pooten, zelfs van onderen,
met Hair overtoogen zyn. Hun Gehoor is zeer
fcherp en de Ooren, die naar reden van het
L y f zeer groot'en latfg zyn , dienen hun, in ’t
loopen , als tot beftuuring van hunnen koers,
De kortheid van hunneVoorpooten maakt, dat
zy gemakkelyker by een Berg o p , dan daar af
kunnen komen, en dit vergroot de moeielyk-
heid in hun te vervolgen, zo voor Dieren als
voor Menfchen.
I n ’t algemeen ontbreekt het den Haas niet Loosheid,
aan vernuft o f ilimheid om zyne Vyanderi te
ontfnappen. „ Ik heb (zegt de?vermaarde Jaa-
„ ger du Eouiixoux,) een Haas gezien, die
i, zo loos was , dat hy zo dra ’t geluid van den
j, Hoorn niet gewaar wierd, al was het een
„ Kwartier gaans van hem a f, ofh y gingzwerar
„;men in een Meir, verbergende zig in t mid-_
Aa 3 3) den