I, AFDEEi,.den Menfch doen zy geen kwaad, enbewyzen
"fJooFi)1* Ze^S Vee^ vr^en<^^c‘iaP aan hunne OppaflTers;
stuk. doch anders zyn zy zeer fchuuw en krakkeel-.
Guineefch zugtig, vegtende dikwils om de Spyze, gelyk
■ Biggetje- de Honden, o f om de Legplaats, gelyk de
Varkens. In ’t vegten vat gewoonlyk de een
den anderen, in de N ek, by ’tHa ir, en plukt
hem geweldig, terwyl deeze als een Paard ag-
ter uit flaat, weerende, zo met fchoppen als
krabben, den ander af. Z y beginnen ’tGevegt
met knarfen der Tanden, en , indien het twee
Mannetjes zyn, raakt dikwils de een zwaar ge»
kwetft, die dan gierende het ftrydperk ruimt,
P e uitwerking van dit byten in de Nek is ,
indien die gebeten wordt jonger dan de ander
z y , fomtyds van zulk een aart, dat des-
zelfsAgterlyf verlamt, en hy dus elendig moet
fterven.
l^samee- De Mannetjes zyn ongeloof!yk ritzig, maar
de oude Wyfjes laaten zig zelden dekken, hoewel
fommigen lang genoeg vrugtbaar blyven.
Nooit zyn de Wyfjes geilder, dan op den dag
wanneer zy gejongd hebben, en worden aan.
Honds weder bevrugt s zynde dit miflchien het
eenigfte Dier, dat op den zelfden dag, wanneer
het gebaard heeft, zig van het Mannetje
gebruiken laat. Na verloop van v y f Weeken
brengt zy doorgaans twee, nooit drie, en zelden
meer dan vier Jongen ter Wereld. Alsdan
moet men ze van alle anderen afzonderen,
want deeze zouden haar zuigen, en de nieuw.
geboorenen het Zog ontrooven; terwyl de Moer, I. Afdeel,
als alles in ’t gemeen is , haar Jongen niet van XXVIII,
de anderen onderfcheidt, Z y verloft zig ze lve; STU1£>
haaiende de Jongen, één voor één, met den Bek Guineefch
pit , hun fchielyk de Navelftreng afbytende, en Biggetje.
ze door likken fchoon ipaakende; doch het Manpetje
geeft haar, indien hy ’er tegenwoordig is ,
gelden tyd daar toe, P e Jongen komen met
Oogen en Hair voorzien ter Wereld, en na
twaalf Uuren tyds kunnen zy de Moerin’tloo-
pen, volgen, wykende ’er niet vopr in vlugheid,
Z y zyn ook hyna aanftonds in Haat, omderge.
Jyk Voedzel te gebruiken als de Ouden; ’twelk
hun zeer wel te pas komt! want, als zyby toeval
in Vuiligheid raaken, heeft ’er de Moer een
afkeer van en zou ze laaten fterven. Om die
reden is men ook verpligt, deeze Diertjes ged
ur ig te verzorgen van een fchoone warme
Slaapplaats o f Neft,
De L-ighaamsgeftalte zweemt meer naar die Lighaams-
vun een Biggetje dan van eenKonyn; gelyk'de 8e alce*
Afbeelding, die men in ’t gemelde Werk vindt
aantoont; doch het heeft niet meerlangte
V dan
(*) Amoenit. Aeaiem. Vol. IV. Tab, II.Dewyldie
Afbeelding zekerlyk naar ’t leven gemaakt is , waar
van de Afbeelding van ’t Diertje Plaat XV. Fig. 3,
in ’t Werk genaamd de Dierlyke Wereld ter befcboih
wing opengezet, grootelyks verfchilt, gelyk uit dee.
ze Befcbryving der Lighaamsgeftalte ook blykbaar is \
zo denk ik dat deeze laatfte miflchien het Brafili-
aanfeh Eonyn, Tapeti (aldaar ftat Konyn genaamd,
J. X)£EX» ieii r$-T,V.wK. . bltdz*