I. Afdeel,, ete , toefchryven aan den Egel. Zyn Vleefch
XX. zou , door eene opdroogende Eigenfehap, dien-,
Hoofd- ftig Zyn voor de Waterzugt en tot verhoeding STUK* ° w van een Miskraam. Plinius tekent aan , dat,
indien dit Beeft zig bepift h e e ft, eer het ge-
dood werdt, de genen, die van deszelfs Vleefch
nuttigen, in pynlyk Wateren vervallen; daar
he t, anders, tegen dit Ongemakdienftigzoude
zyn. Het maakt, zegt men , dat de Kinderen
niet in ’t Bed pillen, door zyne famentrekkende
kragt. Daarentegen melden anderen , dat een
Afkookzel van dit Vleefch een zeer fterk Pis-
dryvend Middel zy. De Afch van een verbranr
den E g e l, wederom, wordt door Ettjuuller
tegen het onwillig aftoppen van ’t Watenaange-
preezen. Men mengt drie deelen daar van met
één deel: der Asfche van de Strot van een Haan,
en geeft daar van een vierde Loots met Vleefch-
nat in. Somtyds worden ’e r , in de Voorfchrif-
ten, ook andere famentrekkende Middelen by-
gcvoegd , en dan is het tegen zulk een Ongemak
, dat na een moeielyke Verlosfing volgt,
zeer dienftig. De Gal belet het plair te groei-
jen , zo men wil , en verteert de Wratten.
De Milt’, gebraden en tot Poeijer gemaakt, zou
voor de Miltzugtigen, en de Lever voor de
JCwaalen der Nieren, een zeer kragtig Geneesmiddel
zyn. i
XXI. HOOFD*
299
h Ax xEr *
X X I . H O O F D S T U K ; stuk.
Befchryving tan 't Geflagt der Mollen, zö de
Europifche, zwarte, witte en bonte , ah de
roode Amerikaanfche en de Goudkleurige van
Siberië. Haare Eigenfchappen, in en uitwendige
Ugbaamsdeekn en gebruik in de Geneeskunde.
t -'v E Mol voert, in ’t Hebreeufch, den Naam Naam.
J l ) van Haphor - Eberotb, die volmaaktelyk
haare voornaame Eigenfehap, van Gaten inden
Grond te graaven , uitdrukt. In ’t Griekfch
heet zy Aspalax en Skalops. De Spaanfche
Naam Topo en de Franfche Taupe, zyn beiden
afkomftig van den • Latynfchen Naam Talpa,
dien ’er de Italiaanennog aan geeven. De Swit-
zers noemen haar Sehaer o f Scbaemus, de Duit-
fchers Mdulwurf; de Sweeden Mullvad en de
Smolanders Surck, volgens den Heer L innjeus.
De Engelfche Naam Mole o f Moldwrap, komt
byna met den Nederduitfchen overeen.
De Kenmerken van dit Geflagt zyn , volgens Kernner-
dien zelfden Natuurkenner, zes Voortanden boven
en agt onder in den Bek : een gróote Hoektand
en vier kleine; de Kiezen ö f Agtertanden
fcherp. Bris son Voegt ’er by ; genagelde Vingeren
en de Zooien der Voorpooten met i e bin-
nenzyde buitenwaards gekeerd. Alle de Soorten
van dit Geflagt, ze g th y , lee ven onder den
X. O eel. IX Stuk. GlOnd