1. AFDEfet.^aar tegen, dat nog voor handen is. Geleef^ë
XXVIII. Mannen, gelyk W ormius en Scaliger ,, heb-
sïuk?FD' ben het nedervaIIen van deeze Dieren met den
en derzelver vorming in de Wolken,
niet voor onmooglyk aangezien, ja zelfs mep
veele rédenen getragt te ftaaven: anderen hebben
geniëend, dat een Nevel o f dikke Milt in
ftaat zy om ze van de Bergen af te fleepen.
Thans vindt men ook geopperd, dat zy door
een Wervelwind, Óes genaamd, die magtig is
een geheel Lalt Haringen uit de Zee over ’t
Land té fmyten, van de Bergen afgerukt ea
dus veripreid zouden worden (*).
Öörfproug De Heer L innajüs die, met alle hedendaag-
Denk" fche Natuurkundigen, zulks voor Verdigtzelen
beeld. houdt, meent den oorfprong deezer dwaaling
ontdekt te hebben. „ Hedendaags, zegt h y ,
j, zyn ’er nog eenige Luiden, die gelooven,
j, dat de Wolken in Lapland, Menfchen, en
,, Rendieren zelfs, met zig kunnen wegvoeren;
„ weshalve de genen, die in ’t Gebergte rei-
,, zen, genoodzaakt zouden zyn^ wanneer ’er
j, een Wervelwind ontftaat, plat op den Grond
„ te gaan leggen* ïk ben z e lf, meer dan eens,
„ op de hoogfte Bergen en van de Wolken
omringd geweeft. De Ysbergen zyn de al.
lerhoogften, en ftrekken zig , op verfcheide
„ plaatfen, langs de Alpefl heen j fcot drie éii
» vier
(*) Er» Pontoppidans ,
lUEfteU. II. Th. pag. 62.
. bon
vier Mylen in de breedte uit; op welken I. Afdeel,
j, geen groene o f kaale Plek grönds, maar een
,5 altoosduurende Sneeuw, die zo hoog, als’ de STUK.
hoogfte Berg, op het Aardryk legt, te zien Lemming,
3. ;Sj en welker Oppervlakte overal metBaaren
is als de Golven Van de Zee. Deeze Sneeuw
„ is hard, zo dat njen ’er onmogelyk doorko*
, men kan eh 7.0 vaftals Y s : men zie t’er bree-
•,i, de door den Vörft veroorzaakte Barften in,
„ daar by Zomer de Zonhefchyn de Sneeuw
„ aan de kanten doet frrtelten, waar Van hec
j, Water afloöpende Beeken maakt, en dus
i, ontftaan ’er Afgronden, met loodregte kan-
„ ten, o f van onderen breeder, in deeze
„ Sneeuwbergen; van vyftien tot dertig Vadej,
men diep.
„ Wanneer de Laplanders, In ’t réizen övcf Lapland-
„ deeze Bergen, aan de Kimmen een klein landfche
_ Sneeuw»
„ donker Wolkje befpeuren , weeten zy aanj,
ftonds , dat zy op een bekwaame plaats ftil
s, houden, o f hunnen weg naar zülk een plaats
„ rigten moetên , daar Zy verféhüiling kun«
jV rtefl vinden. Het Wolkje ryft langs hoe
„ hooger, wordt van tyd tot tyd grooter , tot
„ dat het den hal ven Hörifönt beflaat , en
„ brengt een Stormwind met z ig , overdekken*
„ de eindelyk Menfchen en Bééften als een dik*
„ ke N e v e l: de natte deeltjes zetten zig aart
„ alle Hairen , en het wordt zo duifter, dat
,, men naauwlyks de Handen, veel min de Voe*
„ ten, zien, noch het geroep vaücert anderen,