t Afdeel. ^et maaken vaR allerley foort van Werktuigen^
XII. zo in de Huishouding als op de Jagt. Men
cruK°FU' heeft zig oudtyds ingebeeld, dat Klootjes, uit
de Ribben gedraaid, de Pyn der Aambei jen on-
middelyk deeden ophouden * en Kraaien, uit de
Beenderen van een Zee-Kalf, aan ’t Gewricht
der Hand gehouden, Rilden de Schede Hoofd-
pyn en Duizeligheid, welk Ongemak aanftonds
wederkwam, als zy ’er af genomen werden (*).
Dat Schoenen, van Robbevel gemaakt, dienftig
zyn om de Voeten voor ’t Podagra te bewaaren,
zal mogelyk meer geloof vinden. Het Vleefch
van de Jongen, en Vleefchfop daar van gekookt,
wordt by de Inboorlingen der Schotfche Eilanden
als een Middel tegen Borftkwaalen gebruikt.
Hun Spek De reden, dat deeze Dieren door de Robbe-
en Huid. flagers worden opgezogt , is , gelyk ik reeds
aangemerkt heb, eensdeds derzelver Spek, waar
van zo goede Traan gekookt wordt, als van dat
der Walviffchen. Ten anderen de Huid o f ’t
V e l, dat men hier te Lande meelt, met de ruige
zyde buiten, tot het overtrekken van Reis-
Kilten en Koffers bezigt. Ik verneem, dat ’er
een foort Van Robbevelletjes uit de Indiën in
Engeland wordt aangebragt, die men polyll en
daar mede Meffen-Schceden, Kokers, Tabaks-
doozen, Orlogie-Kalfen en andere Werktuigen
o f Gereedfchappen, van buiten bekleedt* Deeze
Huiden, die middelmaatig twee Voeten lang
zyn
(*) Barthol. Rarior. Cent* II. Hift. XI.
zyn , en een Voet breed , hebben in ’t geheel i.A fdeèu
geen Hair , en zyn op de buitenzyde van de XII.
Rug als met Paarlen bellrooid : zo dat z y , in STy ° °FÖ'
dat opzigt, geheel van die der Zee-Honden ver-
fêhillen.
X I I Ï . II Ö Ö F D S T U K.
Befchry ving van het Geflagtt&rHonden, waar
;onder de W o lf, Vos en meer dergelyke Beeften*
begreepen zyn. Hunne Kenmerken en Eigen-
fchappen. Menigvuldige Vèrfcheidenheden. Oor-
zaaken van de Hondsdolheid onderzogt. Wilde
Honden in de andere Wereldsdeelen. Vangft
der Wolven en Vojjen. Aart van de Hytena
en Jakhalzen;
Hë Latynfche Naam van den Hond , die tot NaasPS-
een Gellagtnaam llrekt voor deeze Bees- oorfprongs
ten , fehynt veeleer afleidelyk te zyn van den
Griekfchen Naam, dan van ’t woord Caneie,
zingen; dat immers op de Honden geen betrekking
heeft. Het Griekfch, waar van Kunos
de Genitivus is 5 komt zeer natuurlyk van eeö
Woord , dat onder anderen ook de drift tot
Voortplanting betekent ; als waar toe de Honden
hunne genegenheid meer betooncn dan
veele andere Beelten; of ’t moell zyn , dat dit
Werkwoord van den Hond die betekenis gekree*
gen had. Bezwaarlyker, misfchien, zal men den
1. D eel. II Stuk, C OOf