4ö4 B é s c H t i r v i s ó
I. Afdeel, tamme Konynen ook de heerfchende kleuf, en*
XXVI. fchoon de ouden wie zyn , zwart, blaauw of
stuk°FD" b°nc> zonder eenig vaal ; zullen ’er doorgaans
Kónin. on<^er Jongen eenigen van die natuurlyke
kleur zyn. Zeldzaam is het, dat men ’e r , on*
der dezelven , meer vindt dan twee o f drie*
die in kleur naar de Ouden gelyken; terwyl de
vaale Konynen, fchoon tam zynde, zeer zelden
Jongen voortbrengen , die wit zyn , o f zwart,
o f bont.
Verfchei- De Heer £>e Bu#foN merkt aan * dat de roo»
denheden. jjjeur der Oogappelen , waar van L inn^eos
te vooren fprak ,' alleen maar in de witte Hok-
Konynen' plaats heeft. Men weet dat de tam*
me , behalve eenig roodagtig Hair aan de Voet-
zoolen der Agterpooten, volgens de aanmerking
van D aübenton ; altyd grooter en vetter dan
de Duin.Konynen zyn. Buiten de gemelde
geeft hy nóg twee Verfcheidenheden op, onder
de Konynen ; als voor eerll de gene die Riche
geheeten wordt, en welke B risson uit het Ka-
binet van den Heer Reaumur befchryft, ver-
fchillende van de anderen alleen in de kleur van
'c Hair. Volgens D aübenton is dezelve, over
’t geheele L y f , op een fierlyke wyze getekend
met wit en Arduinagtig blaauw , doefr
fomtyds ook met bruine en zwartagtige ftree-
pen ; zodanig dat die mengeling van w i t , en
blaauw o f zwart , op het eene deel des Lig-
haams van die op ’t andere verfchilt; terwyl
doch het onderfte der Voorpooten en de kwaftjes
V A N X) E H A A Z E N . 405
jes aan de Agterpooten, tot den Hiel toe, vaal j. Afdeel.
zyn van kleur , even als in de Wilde Konynen. XXVI-
’t Konyn van Angora verfchilt van de Kony- s^u°K°<FD'
nen in ’t algemeen, door de fynte en iangte van Konyn
zyn Hair , ’t welk golvende (laat en zelfs ge- van Ango-
kruld o f gefrifeerd is, als Wol. Ten tyde van ra.
de Ruijing loopt dit "Hair in een, en maakt Kluwens
, die op de Aarde neerhangen , als o f ’t
een vyfde Poot ware ; zynde als Vilt te famen
gepakt. „ Ik heb (zegt Daübenton) op ’t gat
„ van zulk eene Konyn, die door my ontleed
„ werdt, eene laag gezien van dit V ilt, welke
„ meer dan een Duim dik was : het Hair van
„ dit Dier hadt twee o f drie Duimen Iangte ,
„ zynde aan de tippen rosagtig, voor ’t overige
„ wit, o f bleek blaauw. Dit Konyn hadt zwart-
„ agtige Ooren en roodagtig Hair aan de Poo-
„ ten. De kleuren der Konynen van Angora
,, veranderen even gelyk die der tamme of Hok-
„ Konynen.”
Plinius fch ry ft, dat men onder de Romei- Gebruik,
nen de gewoonte had, om van de Jongen, ’t z y
nog ongebooren o f zuigende, zonder de Ingewanden
daar uit te haaien, zeer lekkere Gereg-
ten toe te maaken. Hedendaags worden de Konynen
, die zeer jong z y n , te flymagtig geoordeeld
; en de Ouden zyn. te droog van Vleefch:
weshalve rpenze van rniddelbaarenOuderdom verkiert.
Het Vleefch deezer Dieren is malfcher
dan dat der Haazen, zeer voedzaam en gemak-
kelyk verteerbaar, doch in de Winter beter
I. Deel. XX Stuk. C c 3 dan