I.Afdeel. houdt, kunnende op de Agterpooteh loopen al*
XVII. een Menfch:
Hoofd- j^oe p!0mp de Lighaamsgeftalte van dit Dier STUK. r , , , ,
Béér 00^ ZY> PLINIÜS niettemin zegt, dat het, ten
Lighaams- Dpzigt van de Armen , en Beenen, zo wel als
geftalte. de Aap, meer overeenkomft met ons heeft,
dan de andere Dieren; en w e l, om dat deeze
hunne Kniejen agterwaards en de Elleboogen
voorwaards gekeerd hebben t doch dit komt
daar uit voort, dat in de Dieren, in ’t algemeen,
de Hielen voor Kniejen en het Handgewricht
voor den Elleboog genomen wordt.
Het Been, naamelyk, dat in den Menfch den
Hiel maakt, is in de Beefden zo lang, dat het
Voor den Schenkel wordt gehouden, en van de
agt byna ronde Beendertjes * die de Voorhand
famenftellen, is in de meefte Beeften het eene
zo }ang, dat men het voor een Onder-Arm kan
neemen. De‘: Voor-en Agterpdoten, nu, van
den Beer , zweemen meer naaf die van deii
Menfch, zo om hunne dikte van Vleefch en
grofheid van Gebeente,- als 'om dat het Hiel-
been kort is en een gedeelte uitmaakt van de
Voetzool, die beftaat uit v y f Toonen, doch
zonder dat dè Duim van de anderen afgezonderd
z y ; en met den grootften o f dikften van
de Toonen, dien men dan voor den Duim zou
mogen neemen, niet binnen maar buitenwaards
geplaatft.
p e De Nagelen zyn aan de uiterfte ry der Vin-
Klaauwen. gerbeentjes, op gelyke manier als in den
Leeuw,
Leeuw, ^ehegt,- en dit maakt, dat de Beer, zo I. Afdeel.
wel als de Koning der Dieren, in ’t loopen zy- XVII.
ne Nagelen opgeligt kan houden, ten einde de- STUK>
zelven niet ftomp mogen flyten. Deeze Nage- fieerm
len zyn zwart en kleinder , doch van veel vaster
zelfftandigheid, dan in den Leeuw. -Ook
gebruikt de Beer zyne Klaauwen meer, tot het
verfcheuren, dan zyn Bek, alwaar de kleinte
der Tanden en de dikte der Lippen een belet-
zel is, om zig daar van met-zo veel voordeel
te bedienen,- als de -Wolf en andere Roofdieren.
De Grootte van dit Dier is zeer ongelyk. Inwendige dealen Men heeft ’er een, by Chelm, de Huid afgetrokken,
die zes Ellen lang was, een andere van
gelyke langte te Br adem, en de Huid van een
derden, te Boridargovo in Pomerellie gevild,
hieldt v y f Ellen. Die Beeren, welke door de
Franfche Akademie ontleed zyn geworden, hadden
, van ’t end van den Snoet tot aan ’t begin
van de Staart > de langte van v y f en een half
Voet-; de Staart was v y f Duim lang. Men vondt
'de Huid, die zeer hard op de Rug was, dun en
teder aan den Buik. De Maag was zo groot
niet, als men dezelve dagt te vinden; terwyl
Aristoteles verzekert, dat de Beer die zeer
■ 'groot heeft, gelyk het Varken: maar mogelyk
'zal zy in dit Onderwerp, ’t welk door uittee-
ring fcheen te zyn geflorven, ingekrompen zyn
'geweeft, Z y was als in tween verdeeld, en
hack van binnen eenige ongelykheden, die haar
dee