1. AFDEEL.fchsn Wük enSweedfchen U lf veel overeen-
XIII. komft heeft.
Hoofd- j ) e Heer DE Buffon , die alle moeite vrug-
STÜK‘ teloos hadt aangewend, om eeo Wolvin te doen
dekken van een Reu, en die, insgelyks, in het
laaten paaren van een T e e f met een Vos niet
gedaagd hadt, befluit daar u i t , dat de genen,
die deeze Dieren flegts als wilde Honden aan-
merken, o f aan hun allen den gemeenen Naam
van Hond geeven, zig bedriegen, doordien zy
de Natuur niet geraadpleegd hebben (*). De
Heer D aubenton , niettemin, eigent, dat de
W o lf en Vos een weezentlyke betrekking o f o-
yereenkomft hebben met den Hond ( f) . Ook
brengt de Heer Bris&on de Wolven en Vollen
onder het Geflagt der Honden f waar uit men
z ie t , dat de Franfche Dierbefchryvers in dit
opzigt niet minder van elkander verfghillen ,
dan de Heer de Buffon , met zyne zonderlinge
Denkbeelden, van den Heer L inn^eus, Ook
merkt de Heer K lein aan , dat een W o lf, in-
dien hy een tamme T e e f, die loops is, magtig
-kan worden , zeer gaarne met dezelve paart;:
-waar door de Stelling van den Heer de Buffon
geheel fchynt te vervallen.
Gedaante, D k Dier gelykt veel naar de zogenaamde
Wolfshonden, maar in grootte komt het nader
aan
Zie de Uitgezogte Verhandelingen. III Deel.
bladz. 391.
( f) Descriptie/) du Chien. Oftayo. Paris 1758. pag.
109.
aan den Wagthond , waar van het meeft door 1. Afdeel.
zyne ïty f opftaande Haken om den Hals, zyn .XIII.
fchcel gHfgcV en dikke eruige Staart, te onder-
fcheiden is, De langte zyn» Lighaanas , van. lt
bovenltc van den Kop tot aan. ’t begin van den
Staart, is , volgens den Heer B risson , omtrent
twee Voeten agt Duimen, dat ongevaar drie
Amfterdamfe Voeten bedraagt: de hoogte van
>£ bovenfte van de Rug tot aan den Grond, als
hy overend ftaat, twintig"! Duimen. De Snoet
is lang doch ftomp, de Oorenzyn opftaandees
kort; zyn Oogen glin keren in de duifternis.
De kleur van ’t Hak is in jonge Wolven ros-
agtig, in oude Wolven geelagtig g ry s, föm*
tyds mét zwart op de Rug gemengeld. In de
Noordelyke Landen van Europa vindt men ’er
die geheel wit zyn , en aan de Grenzen van Poolen
en Pruiffen zouden , zo fcmmigen berig-
ten , ook geheel zwarte zyn gevonden.
De Bofichen en Wilderniflcn, van ons ge- Woon-
heele Werelsdeel, zyn van dit verfcheurende plaats.
Gedierte niet ontbloot. Men heeft ’er egter in
Swkzerland en Italië weinigen-, en ’ t Ichynt dat
zy meelt huisveften in mink bewoonde Land*
ftreeken. Men kan ze ook ukroeijén: want in
k Eiland van Groot Brittannie is , nu agthon-
derd Jaaren, geen W o lf gezien; uk hóófde dat
zeker Koning de Schatting, zyne Onderdaanen
opgelegd, met Wolfshuiden betaalen liet. In
Vrankryk wordt door de Intendanten der Provinciën
wel een Pikool tot bélooning gegeven,
I. Deej., II Stuk. E 4 VOO!