L Afdeel. Buik, in de Opftyging, het Kolyk en dergely-
XXVI!. ke Kwaaien * te beftryken. E t tMuller merkt
Hoofd- aan} j at een Spons, doordrongen met Azyn * ©TUK*
daar men Cajioreum in heeft laaten fmelten ,
aan de Neus gebragt, de verdooving der Le-
vensgeeften doet ophouden , welke veroorzaakt
is door de Dampen van glimmende Kolen, van
gillend Bier o f Wyn * in Kelders beflooten.
Niets is tegen het ruifchen der Doren van meer
kragt, dan een vlokje Katoen, in Bevergeil gedoopt
, daar iü geftoken. Het kömt in verfchei-
de famengeftelde Middelen, die in de Winkels
gehouden worden; inzonderheid wordt het gemengd
by alle de Öpidaten , gelyk Theriaak,
Mithridaat, enz. tot verbetering van her Opium,
en dikwils ook by fcherpe Purgeermiddelen,
die men dan in grooter Gifte veiliger kan doen
werken.
Oud en Verfcheide Autheuren beweeren, dat het Be-
bedorven vergeil, oud, zwart en bedorven zynde, een
Vergift wordt; 't Welk den Menfch gek maakt,
de Tong doet zwellen en een Koorts verwekt,
die dikwils den Lyder in een dag tyds om ’£
leven helpt. Wanneer men in agt neemt, dat
het een vette Dieflyke zelfftandigheid is , zo
moet die door ’t bederven noodwendig rans worden,
en zo veel fcherper, als haar deelen vlugger
zyn; weshalven z y ook als een Vergift zal
werken, en daar tegen is het braaken door middel
van Zuure dingen , met Verzagtende gepaard,
gelyk Honig , in Water ontdaan, met
Azyn
Azyn en Boter j Vän veel dienft. Men kan ook U Afdefefc*
teen half Loot Koriänder-Zaäd daar tegen ingee- XXVIL
Ven als e'en Tegengift ; gelyk duS het Bever- sTt)K,
geil zelf dient öm iemand | die te veel Opium gebruikt
heeft; uit den Slaap te wékken.
( i ) Bever met een lange; platte, haricets'wyze
v ' Caßor
Staart. ' Mofchatut.
By veele Sëhryvërs is dit Dier onder den R Muskii$-
haam vän de PRatér-Rót van Clufius; o f enkel
bndër dién van Watër-Rot; o f ook met dén by-
haam vän uitbeemfché voorgeiteld, gelyk John-
Ston daar van Tab. L X X I I I , ondër den Naard
van Mus Aqudticus; een Afbeelding gëeft, die;
Volgens den Hëer Brisson , täämelyk goed is;
zo wel als die van Ciosius zélf. Anderen noe-
inen hét, gelyk Klein , de Muskus-Rot et n ’t
- Water-Marmëldiër. De Engelfchen geeVen ’ef
Öok den naam aan van MoskoVifchè Rot, in navolging
van C harléton , én by de Sweedeii
heer hV:'Désman; volgens deü Heër L inn/Eüs.
Deeze verhaalt, dat het gemelde Dier in
Moeraffige ftaande Wateren huishoudt, en in
ëweeden geziën zou z y n , rtaat men Wil, doch
hiet vart hem; komende in RuSland dikwils voor*
De Heer BriSsöN geeft twee Soorten op vaii
Muskus-Rotten; wëlker kenmerk; wäar door zy
Van
(aj Caftor Caudä longd Lanceolatd planê. Sy/ti
k ä t. VI. X. Faun. Suécïc. 9. Mus Aquaticus exoti-
fcus. C lüs. Éxot. 375. Worm Mm. IU j. Quadr.sij.
. I. ÜeeL. II StwK. E ë *