I. Afdeel.b o om ; ten minde indien het de zélfde is, wél
XXIX. ke van LiNNiEüs te vooren genoemd was ; Ihk-
stük°FD* boorn met een bym ron^e S ta a r t , de Ooren rond-
a g tig en k a a l , en by Seba, onder den tytel van
Am er ika a n fch In k b o o rn , was afgebeeld ( * ) ; maar
de kleur , die in dezelve omtrent eveneens is
als in de Virginifche, verfchilt.
V.
Getuhis.
Bruine,
JBarbary-
fche.
P l. XXI.
Fig-i.
Cs') Bruine Inkboorn, met tie r witägtige Stree-
pen, langs been, over ’t L y f.
De Engelfchen noemen deezen den Inkboorn
van Barbarie , alwaar by meed , zo ’t fchynt,
gevonden wordt; hoewel de Bynaam van Getu-
lus , met welken hy by de Autheuren bekend
is , hem dieper in Afrika fchynt te plaatzen.
Ra jus zegt, dat hy het Hair heeft ros eii
zwart , van de Schouderen tot aan de Staart,
met bruine en witte Streepen, daar eenigè af-
dand tudchen is, aan de Zyden, ’t geen zyne
Vagt zeer fierlyk maakt. Die Streepen drek-
ken zig tot op de Staart uit , alwaar zy egtef
verdwynen , wanneer de Staart is uitgedrekt,
wegens de dunte van derzelver Hair. Hy is
een weinig kleiner dan de gewoone Inkhoom;
zyn
O VoL } ‘ p. 73. Tab. XLVIII. Fig. 5. Sciurus
Caudä teretiusculä, Auribus fubrotondis nudis. Syff, Nat. VI. p. 9. 1
(5) Sciurus furcns, Strlis quatuor albidislongitu-
dinalibus. Syß. Nat. X. p. <J4. Sciurus Getuius. Raj.
Quadr. 216. Edw. Av. 198. T. 19S. Seb. Mus. I. p.
76. Tab. XLVII.Fig.3. V
*
zyn Odren daan niet tegt Op , maar verwonen
zig klein en rondagtig , gelyk uit de nevens-
Heer E dwards genomen is, blykt.
(6) Geele Inkboorn, met vier bruine * Streepen,
I. Afdäel. S u l Ay vAi 1vA* ‘MSI
Hoofd-
STUK* B I
langs been, over 't L y f.
Deezen dien de Heer Linnasus in ’t Kabinet
van Koning Adolf Frederik befchreeven en
derhalven naauwkeurig onderzogt heeft; fchynen
de Engelfchen in ’t byzonder te noemen
de Geftreepte Inkboorn, en hy is in Noord-Amelyk
Kalm aantekent, ’t Is een Diertje, weinig
grooter dan de gewoone Huis-Muïs , ’c well
pooten vier- de Agterpooten vyf-Vingerig,
Afbeelding is ook van Edwards ontleend. Men vindt aangëmerkt, dat in Louifiana ver
fcheide Soorten van Inkhoorens zyn , waar onder
één taamelyk naar den Europeaanfchen zwee-
mende, maar fierlyker van kleur. Men ziet ’er
op de Heuveltjes ook kleinen, die zeer gemeenzaam
zyn , komende in de Huizen , die by de
Boflchen Haan , en eetende aldaar van het
Koorn
l m 1
VI.
Striatus. m \
Ge 11 reeptte*
Pl. XXI. m Fig. 2. J || g|H |
1
WË
r>
f9W
i
s
h ü
(i5) Sciurus flavus, Striis quatuor fuseïs Iongitn.
dinalibus. Mus. Ad. Frid. 8 *. Sciurus ilriatus. Ca-
tesb. Car. II. p. 75, T.75. E dw. Av. ißt T. 18x
Rceffelvifta. Kalm. Itin. 2. p. 419.
1. Dtti. ii sxuk. Ii 3