I A fdeel.« de T ent durvende komen , deed ik my Klce-,
x v . , , deren brengen op een afgelegen plaats aan de
Hoof»- Rivier, alwaar ik my van’t hoofd tot de voe-
Stinkdier.« 1611 verfchoonde, laatende de Kleederen, die
, , ik onder ’t aftekenen had aan gehad , ia
,, ’t Water fteeken en een etmaal daar in bly-
,, ven, wanneer ik z e , daar uitgehaald zynde,.
„ in de Zonnefchyn liet droogen; denkende
„ dat zy dus die kwaade Reuk geheel zouden
„ kwyt zyn ; doch ’er bleef nog iets in o v e r ,
, , ’t geen niet weg ging, dan na dat zy zeven
,, o f agt Dagen in de open Lugt gehangen
„ hadden.
Eigen- « Een Inboorling van het Land, die met ons
fchappen. , , de Rivier de la Plata was afgevaren, onder*
„ rigtte my aangaande de hoedanigheden van
, , dit Dier. Hy zeid’ ; dat deszelfs leelyke
„ Reuk voortkwam van de Pis, en dat h e t, om
„ de prooy niet te worden van eenig Roofdier,
, , zo dra het ’er een gewaar wierd, o f daar van
„ vervolgd werdt, op zyne Staart pilde, en
,, die dan tot een Kwispel gebruikte, om de
,, Pis' in de Lugt te verfpreiden, ’ t welk maak*
,, t e , dat geen ander het durfde aantallen. Hy
„ voegde ’er b y , dat het, om in zyn Hol niet
„ verraft te worden, tegen den avond, wan-
3, neer het zig ter ruft begaf, in den ingang van
„ het Hol zyn Water maakte, en dat men,
„ om van deezen Stank fpoedig verloft te wor*.
„ den, alleen maar oud Leder, o f iets anders,
„ dat een leelyke Reuk en dikke Rook gee ft,
}» be*
„ behoefde te branden. Ik vernam n o g , bo-1. Afdeel,
,, vendien, dat deeze Dieren zeer gretig zyn
„ naar Gevogelte, ’t geen ik my gemakkelyk st“ ° ° fd '
„ liet wys maaken;eensdeels,om dat een zo onbe- stinkdier
woond Land, als d it, ’er anders mede vervuld
„ moeft z yn ; ten anderen, om dat de Vogelen
hier niets dan den vlakken grond hebbende om
, , te neftelen, hunne Eijeren en Jongen niet
j, voor deeze Dieren verbergen kunnen.
Hernandez lpreekt van twee zodanige Dieren
, waar van het eene, ook Tsquiepatl genaamd,
van het voorgaande alleenlyk verlchilt
door verfcheide witte Streepen op de rug te hebben
; het andere Coiiiepatl geheeten, flegts twee
witte Streepen o f Banden h eeft, die wederzyds
loopen en zig zelfs tot op de Staart uitftrekken.
(4 ) Fret met een gebandeerde Staart; de Rug iv .
zwart en wit, golfswyze gejlreept. Zibetba.
Sivet-Kat.
De Heer Klein z e g t , dat dit Dier niet tot Pl. XIII.
de Katten behoort, maar veeleer tot de Hon- •**
den , naar welken het zo wel door de gedaante
van den Kop en Snoet, als door die der Tanden,
gelykt. Door de overige geftalte zyns
Lighaams, egter, zweemt het meer naar de
Katten, en daar van zal h e t, in ’t gemeen,
dien naam hebben. De Heer Brisson telt het
on-
(4) Civetta. Glus. Cur. 57. Anitnal Zibetbicum.
R aj. Quadr. 178. Dodart. A£t. 155. Hern. Mexi-
eau. 538, 580, 581. Olear. Mus. 7. Tab. 6. Fig;
3. Hysna Veteribus, nunc Civetta. Bellon.///«.94.
IDeel, II Stuk,