I. Afdeel. wordende door Menfcben , Honden o f andere
XX. Dieren, geen kans ziet om te ontvlugten, haalt
Hoofd- hy Zyn Kóp en Pooten in , maakt zig Klootrond
stuk.
en zet zyne Stekels o f fcherpe Penden over-
end, zodanig, dat men hem naauwlyks aan kan
taften zonder zig te befchadigen. Dikwils houdt
h y z ig , in dit geval, zo ftil, dat men geen leeven
in hem belpeurt, en hem voor dood leggen laat.
Een ander gebruik is ’e r , ’t welk hy van zyne
Pennen weet te maaken. Hy rolt z ig , op den
Grond, onder Boomen , zo dat ’er Vrugteh
in zyne Pennen bly ven fteeken, die hy dus naaf
zyn Hol brengt. Doorgaans gaat hy by nagt
uit, kunnende op de Boomen klauteren, om de
Vrugten daar af te plukken, eetende ook Wortelen
en Kruiden niet alleen, maar zelfs Muizen
en misfchien ander Ongedierte. Ten tyde
van den Wyn-Oogft, en in den Herfft , is hy
vet. Zyn gewoone Verblyfplaats is in KreupeU
bofch o f Ruigte onder de Haagen en in Wyn-
gaarden; zynde, wanneer men hem in een Tuin
gèplaatft heeft, zeefmoeielyk weder te vinden.
Den Winter brengt hy door in zyn Hol, dat is
te zeggen in de holligheid van een Boom , onder
drooge Bladen o f Mos, waar van hy zig een
Neft o f Legerftee maakt en flaapt daar in gelyk
de M o l; kunnende lang zonder eeten zyn , en
fchynende door ’t flaapen vet te worden. Men
verhaalt, dat de Egel fomtyds in het Hol van,
een Beer kruipt en denBeer zo lafb'g valt Wet zyne
fcherfpherpe
Pennen , dat dezelve genoodzaakt wordt I, Armtb,
te verhuizen. t S o -
Sommige MenRhen voeden, uitpleizier, eenSWKe
Egel in hun huis op , ’t welk zy gemakkelyk
doen kunnen, dewyl hy met zyne Tanden o f
Klaauwen niemand nadeel doet en bykans alle
eetbaare Spyze nuttigt, zelfs Wyn en Melk.
Ra jus merkt aan, dat hy een Geluid geeft als
het kry ten van een Kind, wanneer meij hem op
de Pooten trapt; doch anderen hebben, by hef
openen van zulk een Beeft, waargenomen, dat
het, aan een Tafel yaft genageld zynde» geen
het minfte Geluid gaf , midden in de ftefke
poogingen , welken het maakte om zig los te
worftelen. Men heeft ook verhaald, dat Vuur
o f Water in ftaat was om den E g e l, als hy zig
tot een ronde Kloot gemaakt h e e ft, het L f f
weder te doen uitrekken : daar men thans hef
■ tegendeel heeft bevonden. Met heet Wateï
gefprengd en voor ’t Vuur geroofterd zynde,
kromp hy langs hoe digter in een, en, hoe zeef
hy ook gepynigd werdt, alles was yrugtelooS,
tot dat men hem met Handen , die met dikke
Handfchoenen gewapend waren , los maakte.
Hierom is het gantfch onwaarfchynlyk, dat dit
Beeft, door het pilfen van den Vos op zyn in
een gekrompen Lighaam , yerftikkén zou, gelyk
Gesnerus verhaalt. Ten anderen weef
men , dat hetzelve ze e r ' taay van Leven is,
Scroderüs heeft opgemerkt, dat in een E g e l,
dien hy levendig ontleedde, het Bloed, st welk
X. O sei.. II Stuk, T 2 W f