I. Afdetl.bedekt is met Schubben, waar tufl'chen cenige
x x v ii. Hairtjes, zeer dun gezaaid, zig bevinden , heeft
8tuk.°FD* een dikke Vagt van zeer zagt Hair, dat in fom-
migen donkerer , in anderen bleeker Kaftanie-
bruin is van kleur. Men vindt fommige , die
geheel zwart zyn , in ’t Noorden, en, hoe kouder
Land zy bewoonen , hoe donkerer zy van
kleur zyn.
Witte Deeze Bever wordt in Languedok gevonden,
Bever. zegt de Heer Brisson , en in de Noordelyke
deden van Europa en Amerika: maar hy be-
fchryft uit het Kabinet van Reaomur nog een
Bever, die van den anderen alleen door de kleur
verfchilt, zynde over j t geheele L y f wit, doch
op ’t bovenfte van den Hals, o f in de Nek, getekend
met een groote vaale Vlak, waar onder
een weinig ros gemengd is , en met een derge-
ly k e , doch kleiner Vlak, agter op het Gat;
hebbende ook verfcheide rosagtig geele Hairen
rondom den wortel van de Staart. Deeze
woont, zegt h y , in Noorwegen en Kanada.
Voorttee- In Kanada vindt men Kaftooren die vier Voe-
ten lang z y n , en van veertig tot zedig Ponden
weegen. Hunne Leeftyd oordeelt men niet boven
de vyftien o f twintig Jaaren te (trekken,
De Wyfjes hebben vier Prammen, twee, ge,
lyk in*-t Vrouwelyk Geftagt, op de groote
Borftfpier geplaatft, de twee anderen aan den
Hals, vier Vingerbreedten hooger. Men verzekert
dat zy vier Maanden draagen,en tot vyf,
zes o f agt Jongen, op eenmaal voortbrengen; hoewel
wel men ’cr nooit meer dan vier by vindt. Dee-1. Arbm.
ze Waarneemingen zyn door den Heer Sarra-
zin , Doktor in dienft van den Koning van stük:
Vrankryk te Quebek, medegedeeid, en men
fchynt ’er uit te mogen-befluiten, dat die Kas-
tooren merkelyk verfchillen van de Europeaan-
fchen , Jwelke in Duitfchland , Ooftenryk en
Hongarie, gemeénlyk Bevers genoemd werden.
T e Metz heeft men ’er een ontleed , die-dé
Staart naar evenredigheid veel kleiner hadt dan
de Kanadafche Bevers. i-
De Franfche Akademiften , die een Bever, Het Hak
welke omftreeks de Rivier van St. Laurens ge' y agt
vangen was, geopend hebben, zeggen, dat dezelve
uitwendig naar een Otter geleek, maar;5
dat hy groóter en dikker ware. Zy ‘zyn om,
ftandig in de befchryving van de Vagt, welke
uit twee foorten van Hair beftondt, die zo wel
in langte als in kleur verfehilden. Het grootfte
badt de langte van anderhalf Duim of daar omtrent
, en de dikte van Hoofdhair, zynde van
kleur bruin, een weinig donker doch zeer glanz
ig , en van zulk een digte zelfftandigheid, dat
men ’er, wanneer men het overdwars afgefnee-
den hadt , zelfs met een Vergrootglas geene
holligheid in ontdekken kon. Het kortfte was
maar een Duim lang , doch ftondt veel digter
dan het andere : het fcheen ook fyner te zyn ,
en was zo zagt , als men zig het allerfynfte
Dons kan verbeelden. De mengeling van deeze
twee zo verfehillende foorten van Hair vindt
A H U b II Stuk. D d 4 m eü