I. Afdeel, kiezen om zig op de Kniejen neer te werpen
XIV. voor dien fchrikkelyken Nabuur, en, met eene
Hoofd- droeve jammerklagt deeden zy hem een verhaal
r ’ van hun ongeluk. De Leeuw fcheen van hun-
Leeuw. . , , „ ,
ne vernedering in t hart getroffen: hy onttrok
zig gewillig op eenigen afftand en liet hun vry
drinken. De ftoutfte draalde niet , om het
Meir te naderen , daar hy zyne Flefch vulde,
terwyl de ander met fmeeken aanhieldt. Vervolgens
gingen zy in ’t gezigt van den Leeuw
voort, die geen de minfte beweeging maakte om
hun leed te doen , en ’s anderendaags kwamen
zy gelukkig te Larathe.
Het tweede Avontuur was te Florence gebeurd.
Een Leeuw van den Groot Hertog, uit
de Diergaarde gebroken zynde, kwam de Stad
in , en vervulde alle Inwooners met verbaasdheid.
Onder de Vlugtelingen bevondt zig een
Vrouw, die haar Kind op den Arm droeg , en
in overmaat van fchrik hetzelve vallen liet. De
Leeuw greep hetzelve en fchecn gereed om
het op te vreeten, wanneer de Moeder , door
de allertederfte beweegingen van de Natuur genoopt
, met veragting van alle gevaar , terug
keerde , zig voor de voeten van den Leeuw
nederwierp en om haar Kind badt. De Leeuw
keek haar ftyf aan ; fcheen geraakt door haar
gekryt en traanen, en eindelyk, het Kind hatende
leggen, ging hy weg zonder haar o f hetzelve
in ’t minfte te befchadigen.
Men merkt in ’t algemeen aan, dat de Leeuw
. zelzelden
Dieren kwaad d o e t, die zig voor hem« I. Afdeel.
vernederen , en Pater Labat berigt ons, uit XIV.
het Verhaal van den vermaarden Reiziger Paul ST(J° ofd'
L ucas , dat hy een byzonder ontzag voor de i eeuw,
Vrouwsperlöonen heeft. T e Momefia, by T u nis,
zynde , hadt hy gezien dat de Vrouwluy
van dat L an d, zonder andere Wapenen dan
Stokken en Steenen, de Leeuwen vervolgden-,
en hun dwongen om de Prooy te verlaaten.
Men verzekert ook, dat dit Dier voor Slangen
zeer bevreesd is, zodanig dat de Mooren hem
door het flingeren met hunnen Tulband fomtyds
weeten af te keeren , dewyl die , losgemaakt
zynde , eenigermaate naar een Slang zweemt.
Indien z y , op de Jagt, een Leeuw ontmoeten,
die hongerig is, kunnen zy zig beft redden met
hun Paard in de loop te'laaten, terwyl de Honden
, vol fchrik, om hun L y f hengelen o f langs
den Grond kruipen. Vuur, indien zy tyd hebben
om het aan te fteeken, ftrekt ook tot vet-
fchrikkinge van den Leeuw; doch ’t is een fabel,
dat hy voor’t kraaijen der Haanen beeft.
Op Gevogelte en dergelyk klein Gedierte flaac
hy weinig agt.
De Franfchen op ’t Fort St. Louis in Afrika,
hadden een fraai je Leeuwin , die zy aan een
Ketting bewaarden, om ze naar Vrankrykover
te zenden. Dit Dier werdt aangetaft door een
Ongemak aan de Kaak, ’t welk men zo gevaar-
lyk oordeelt voor de Leeuwen, als de Water-
zugt in de Borft voor ’t Menfchelyk Geflagt is.
ï .D ekl. II Stuk, G 3 Niet