B E S C H R Y V I N O
T* Afdeel
XVII,
lioOFD-
»TUK.
Beer.
Verfchei
deabeden.
618'
.rukt én dat met de Pooteri plat trapt. Ook wil
men dat de Beer, eén Schutter overrompeld
hebbende, deszelfs geladen Snaphaan affchiet.
Indien hy van een troep Boeren aangerand of
vervolgd wordt, zal hy fomtyds een weerloo-
zen aangrypen, en dien tulTchen de Voorpoo-
ten houden, waar door de anderen afgefghrike
worden, om op den Beer met fcherp te fehie-
ten. Doodelyk gekwetfl zynde, wil men, dat
hy een zwaaren Steen tuiïchen de Pooteri neemt,
en daar mede, indien hy ’t bekomen kan, in
een diep Water fpringt,
- In de Noordelyke deelen van Europa zyn
drie verfcheidenheden van Beeren, die niet alleen
in grootte , maar ook in kleur verfchillén. De
grootfle , in Noorwegen, wordt Gras-Beer genoemd
; om dat hy gemeenlyk van Gras en andere
Kruiden, als ook van Boombladeren leeft,
houdende zig op in groote Wilderniffen, en
gewoon zynde zig te metten met Nooten en Eikels
, tegen ’t aankomen van den Winter. De
kleur’ van deezen is niet geheel zwart, maar
bruin o f vaal. Een tweede, die zwarter is en
tevens kleinder, wordt Paarden-Beer geheeten,
zynde een zeer verfcheurend Dier, ’t welk ook
wel Bladeren en Kruiden o f Boomvrugten eet,
maar in den Herfft op de Kudden aanvalt. De
derde en kleinfte noemt men Zilver-Beer, om
dat de toppen der Hairtjes aan ’t end blinkend wit
z y n , geevende aan dé Vagt eenen Zilverglans.
In Poolen, aan de Rulïifche Grenzen, vindt
mca
v a n d e B e e r e n. ZI9
trien witte, zwarte en bonte Beeren. De groot-1. Afdseu
fte doen aldaar de meefte fchade. Men heeft XVII,
in ’t Waiwoodfchap Pldtsko , by *t Steedje ST“ ° 0FD':
Glesbonie, gezien, dat een •ongemeen groote Becr_
Beer, boven en behalven veel Rundvee, in
eene reis wel dertig Paarden nedérvelde. In ’t
Jaar 1721 hadden z ig , in Polefie, wel tagdg .
Beeren te famen gerot, die troepsgewyze op
den roof uitgingen en onbefchryflyke fchadé
deeden. De Polakken weeten deeze Dieren
met Netten te vangen en aan den Muil en Poo-
ten zodanig te binden, dat zy met gemak in
een Hok gerold en tam gemaakt kunnen worden.
In LitthauweD is een zogenaamde Beeren-
Akademie, alwaar deeze Dieren, nog jong
zynde, op allerley Kónften worden afgerigt.
In Groenland vindt men Beeren, die fpitfer witte
van Kop en dunner van L y f dan de voorgaan- Beeren in
den zyn , hebbende lang wit Hair, zo zagt als ^ 1®^1'
W o l, met zwarte Pooteri en Snoet. Deeze zou
men byna voor Zee-Dieren mogen neemen ,
om dat zy zig meeft op het Ys onthouden, komende
met de Schotfen fomtyds aan de Kuft
van Noorwegen aan , daar men dan met alle
man zig te werk fielt, om deeze- Dieren, welker
verfcheurende aart bekend is , af te weeren
en te dooden. Op Ysland is men grootelyks
van dezelven geplaagd, alzo zy ’er fomwylen,
met een Noordweften-Wind aangeland zynde,*
alles wat hun voorkomt verfcheuren, zynde
grooter dan de Yslandfche Paardjes. Het zon-
I, O EiL, II Stuk, der