I. Afdeel, ruige Staart. L innjeus geeft tot Kenmerkei! XXIX. van ’t Inkhóornen Geflagt op .♦ dat zy de twed
.t,^oofd' bovenfte Voortanden WigSwyze, de ondcrften STUK* platagtig hebben;
Soorten. Brisson telt veertien Soorten van Inkhöor-
nen , waar onder drie vliegende zyn. Klein heeft ’er elf; L innlsus zeven, als vdlgt.
I. (t) Inkbóórn , mét de Ooren dein de tippen-ge
Vulgath. baard, de Voórpooten vier- , de Agterpooten
Deeze Soort van Inkhöornèn onthoudt zigini
de Boffchen van Europa, alwaar zy op de Doornen
hun Neft maak en, en in hetzelve hunnen
Voorraad bergen tegen den Winter, die uit Ha-
zelnootcn, Eikels, Amandelen, en dergelyké
Vrugten, beftaat; hoewel het ook Pynboom-
Appelen, Vrdgtèn van den Denneboom , ja
zelfs Goft gebruikt 3 doch het is een zeermaa-
tig en fpaarzaam Diertje. Het likt en ftrykt zig
geduurig de Vagt, gelyk de Katten, beminnende
de zuiverheid en reinheid zeer. Alle Jaarea
wordt het bykans kaal; en krygt wederöm nieuw
Hair. öp de Boomen fpringt het van Tak o p Tak, zeer vlug, gelyk de Aapen, en ’t laat
zig gemakkelyk temmen, als wanneer het, gelyk
( i ) Sciurus Aurieulis apice barbatis , Palmis te*
iradaétylis, Plantis pentadaftylis. Syft. Nat. X.p.63.
SciuruS Palmis folis faliens. Faun. Suee. Sp. 21.
Sy/l- Nar. VI. p. 9, Sciurus. Gesn. Quadr. 13. Aldju
Quadr. 398. Jonst. Quadr. Tab. LXVI. Sciurus vub
garis. R aj. Qtfadr. 214.
lyk bekend is, voor Lief hebbery wordt gehouden I. AfdeHU
in zekere Kooitjes, daar toe gemaakt, in welken XXIX*
het door ’t omdraaijen van een Raderhokje, aan STtJ^ FD
lt zelve gehégt, insgelyks zyne vlugheid betoont.
Üit het Hokje gelaten zynde , maakt het won-
derlyke poltuuren en grillen * bewyzende zynen
meefter niet minder vriendfehap en vermaak,
dan een jong Katje of Hond. Aardig is het,
te zien, hoe hetzelve de Doppen Van Nooteh
en andere harde SchaalVrugten, al opzittende,
weet te kraaken , gebruikende de Voorpooten
als Handen» Men wil ook, dat het op een ftuk
Boomfehors fomtyds over de Rivier zeilt, als
wanneet de breede Staart, natuurlyk, aan ’t zelve
tot een Zeil verftrekt.
De gezegde manier, om van Tak op Tak teManierom
fpringen , geeft den Jaageren niet weinig ver- **nte v4n'
maak, doch vermoeit hun ook grootelyks in het
vangen van de Inkhoornen» Zy worden met
platte Pylen gefchooten , of ook in Vallen en
Strikken gevangen , en wel op deeze wyze.
Men zet fteil, tegen den Boom op, een Stok,
daar dit Diertje by op loopt en zig niet hoedt
voor de Strik aan ’t boven-end, in welke eeni-
ge Spyze tot lokaas hangt, gelyk een Vogelkop,
of iets dergelyks. Men heeft ook fomtyds
kleine Honden, die op deezen Vangft af*
gerigt zyn.
’s Winters blyft de Inkhoorn meelt in zyn Voorttes-
Hol, en flaapt veel; hoewel niet altyd, gelyklinS*
fommigen verhaald hebben. In ’t Voorjaar is ’t,
I. Dïei. II. Stuk* hun