I. Afdeel, burgfche Zeelieden Flaaren genoemd wor-
XIL den , en in ’t oude Saxifch Flaeran , ’t welk
Hoofd- wieken of Vleugels betekent. Z y dienen het
stuk. , .
zelve met zo zeer om mede te loopen als
tot het zwemmen , en dewyl alle de Poo-
ten met fcherpe Klaauwen voorzien zyn , kunnen
de WalrulTen ’er , tot het beklimmen der
Ys-Schotfen, ook gebruik van maaken. In dit
opzigt, egter, wil men dat zy meer dienlt van
hunne fterke kromme Slagtanden hebben, waar
van zy zig bedienen als haaken , ’t zy om zig
aan ’t Y s , aan Klippen , o f by ’t Strand op te
haaien, ’t zy om in den Slaap zig daar mode vall
te houden. Voorts gebruiken zy die Tanden ,
zo men wil, om in de Modder op den bodem
der Zee te wroeten, ten einde aldaar een foort
van Schulpvifch op te zoeken , welke hun ge.
woone Voedzel is ; hoewel men z e g t, dat zy
ook andere Vifch , ja Kruiden en Zee-Wier,
eeten.
Woon- De Heer L innjeus merkt den Walrus aan,
en Wyk- a}s een bewooner van de Landen die binnen den
dén3Wal-” Noordpools-Kring begreepen zyn. Ik vind, dat
rus. hy ook fomtyds op de Kullen van Noorwegen
gezien wordt ( * ) , en men heeft, weinige jaaren
geleeden, een Jong in de Zuiderzee gevangen.
De voornaamfte Woon- en Wykplaats van dit
p ie r fchynt egter aan de Kullen van Groenland,
Ys-
(*) E. PoNTorpiDANs, 39at. ï| i) t bon JSojlue*
gen. Koppenh. 1754. p. app.