ï» Afdeel, vaftgehouden werdt door een M ol, en uit al
XXI. haar magt ichreeuwde; zo ’t fchynt wegens de
, t^ ofd‘ Pyn, welke haar het byten van de Mol veroorzaakte:
doch hy merkt aan, dat deKikvorfchen
en Padden ook doode Mollen eeten, wanneer
hun die voorkomen. Z y worden van de Egels,
Wezeltjes, VofTeneneenigeRoofvogelen, ook
verflonden; de Katten en fommige Honden.,
vangen ze en byten ze dood, doch zonder de-
zelven op te eeten, ten zy de Hongersnood
hun daar toe dwinge,
’t Is doorgaans ’s morgens en tegen den avond
dat de Mol in den Grond wroet en voornaame-
lyk na dat het geregend heeft; waarfchynlyk
om dat de Wormen als dan. in* beweeging zyn«
Als het Aardryk door de Hitte en Droogte te
zeer verfchroeid is , en zo hard geworden ,
dat dit Dier hetzelve niet bekwaamlyk omwroeten
kan, ziet men het fomtyds uit zyne
Gaten komen. W y denken niet, met fommige
Schryvers, dat het zulks doen moet om te paa*
ren, maar veeleer om het Voedzel, dat het in
zulk een gelegenheid niet meer onder den Grond
bekomen kan, daar boven te zoeken. Doch
fommigen willen, dat het Mannetje in den
Bronstyd boven den Grond verfchynt om een
anderen, die op zyn W y fje loert, weg tejaa-
gen. In dit geval raaken zy fomtyds in Gevegt,
en zyn alsdan voor Menfchen en Beeften zeer
gemakkelyk te betrappen.
Mapier Dewyl de Molhoopen niet alleen een Tuin en
I#nd
lan d grootelyks ondieren, maar het gezaaide [ .afdeel
en geplante aldaar vernielen, zo wordt veel m
moeite aangewend omze te vangen, en de ma-
nieren daar toe zyn veelerley. Men beloeitze , om ze w
als zy aan ’t wroeten zyn , en fpitze uit den vat)ge«.
Grond; doch daar toe wordt veel behendigheid
en een byzoüdere vlugheid vereifcht; dewyl de
minfte bewèeging in het Aardryk hun met wroeten
doet ophouden. Verfcheide foorten van Vallen
zyn ’er uitgedagt, die men in de Ritten zet,
*t welk, naar den eifch gefchiedende, zelden milh
Door Water in de Ritten te laaten loopen; door
Zwaveldamp; door Vuiligheid van Menfehen o f
Beeften, en andere dingen die zeer ftinken, in
den Grond tè graaven, kunnen zy ook verdree-
Ven Worden , voor een tyd. Elders vindt men
nog andere Hulpmiddelen tegen dit Ongedierte
aangetekend ( * ) ; doch thans wordt het volgende
als onfeilbaar voorgefteld.
Geteld hebbende hoe veel Molhoopen’er Middel
„ in een Tuin zyn , neemt men zo veel Noo- ™
h ten, waar van de Doppen zyn afgedaan, en
V kookt die een o f anderhalf Uur lang, met
, en benevens een braave Hand vol Scheer- .
” lingkruid QGicuta) in Water. Dan fteekt
„ men in ieder Molhoop zulk een Noot, D e
M Mollen, die ’er Liefhebbers van zyn ; eeteq
” deeze Nooten, en fterven ’er van, zodat
„ men-
(*) Zie CHótóEL, Iluiihoudelyk Woordenboek *
op Mol.
1, D kkl. I I Stuk,