I. Afdeel, moet ten uiterften verbaasd ftaan, wanneer men
XVI. in een onlangs uitgekomene Befchryving der
Hoofd- Dieren leeft, dat deeze zelfde Otter verfchei-
S UK' de Uuren agter elkander onder Water kan bly-
ven, terwyl hy zig onder eenige ruigte o f tus-
fchen Steenen , op den bodem der Rivieren,
fchuil hout tot het beloeren en belaagen van zy-
ne Prooy. Immers, men erkent in ’t algemeen,
dat de Otter niet lang onder Water kan leeven,
en daar omtrent wordt het voorbeeld bygebragt
van een Otter, dien men verftikt vondt in een
Fuik, met een levendige Snoek, welke door
hem was nagejaagd.
Spieren. De Spieren van dit Dier zyn , naar evenredigheid
, dikker en fterker dan in anderen: ja men
vindt ’er verfcheide, den Otter in ’t byzonder eigen.
Niet alleen aan den Hals en Kop, maar zelfs
aan de Schenkelen en D y ën , zyn ’er eenigen
boven ’t gewoone getal. Men kan ligt begry-
pen, dat de Natuur deeze fchikking in een
Schepzel, ’ t welk tot het zwemmen en booren
in den Grond zo veel kragt moet oefenen,
niet te vergeefs gemaakt heeft.
Gebruik. Het Vleefch van den Otter, hoe onaangenaam
ook van Geur, wanneer het raauw is,
wordt, gebraden zynde, dikwils in de Kloosters
gegeten , om dat hetzelve, onder den
naam van Vifch, in de Vaften doorgaat. Het
is hard, taay en groffappig, zo dat men het met
een Kruidige Saus moet eetbaar maaken. De
Huid o f Vagt dient tot Moffen en ander Bont,
VAN D È W EZELEN.
als ook tot Mutfen. Men heeft ’er federt eeni I. Afdeel/
ge Jaaren in Noorwegen, alwaar de Otters over- XVI.
vloedig zyn , veel aftrek en verzending van ge- STUk_
had v naar Duitfchland en de Nederlanden. In 0ner>
de Geneeskunde wordt de Lever aangepreezen
tegen de Roode Loop en andere Buikvloeijin-
g en , wanneer dezelve, eenige Dagen in fterke
Azyn geftaan hebbende, in de Oven gedroogd
is en tot Poeijer gemaakt. De Ballen agt men
tegen de Vallende Ziekte dienftig, hoewel zy
in lang zo kragtig niet zyn als het Bevergeil.
Het Vet ftremt, gelyk dat der Viffchen, in de
Koude niet: het blyft altyd vloeibaar, zynde
derhalve tot het verdryven der Jigtigheden en
’t verfterken der Zenuwen bekwaam. Men
mengt het onder de Oploffende Smeeringen, tot
geneezing van de Kwaaien der Gewrichten.
Cs) Wezel met de Voetzoolen gefpleeten , het m ,
Lyf bruin ros, op ’t midden van de Rug Gulo.
Veelvraat. zwart.
Dit Dier is ’t onregte met de Hyeena verward
geworden, gelyk van de hedendaagfche Dier-
befchryvers, Klein enBiussoN, nog gefchiedt;
daar het weezentlyk, zo ten opzigt van de
Woonplaats, als van de geftalte en kleur, groo-
telyks van dezelve verfchilt. Het heeft zynen
Laf
s ) Muftela plantis fiflis , Corpore rufo-fufco,
medio Dorfi nigro. Faun. Suec.6. Gulo. Ol. Mag».
Scheff. Lapp. 339. R acz. Polen. 33p,
1. D eei. II Stuk.