I. Afdeel. den te verweeren> en in dit 8eval wördtl1^
XVI. niet alleen dikwils van de groote Roofdieren ,
Hoofd- niaar zelfs fomtyds van de Veldmuizen of Roc-
STÜK\ ten, aangetaft en verfcheurd. Het oude denk-
Feelvtaat. ^ j at Veelvraat in fömmige Gevallen,
door zyn L y f tuffehen twee digt aan elkander
ftaande Boomen te knellen, de Verteering helpt
en zig Ontlading maakt, is derhalve zo onwaar-
fchynlyk niet. Olaus M agnus verbeeldt z ig ,
dat dit Dier, inzonderheid in Poolen, Rusland,
Tartarie en Lapland, van, de Natuur voortge-
bragt z y , om de Inwooners dier Landen wegens
hunne Gulzigheid te beftraffen, en Crol-
lius meent, dat de Geneesheeren van hetzelve
’t gebruik der Braak- en Purgeermiddelen geleerd
hebben.
Inwendige By de Ontleeding van dit Dier, welke, zo
deelen. Bartholinus verhaalt (*), door den Hoogleeraar
Pavius , in tegenwoordigheid van J. de L aat ,
in ’t werk gefield werdt, vondt mén eene
wonderbaare overeenkomfl met het Menfche-
lyk Lighaam, zelfs ten opzigt van den opfehor-
tende Band des Levers, waar in anders de
Beeflen altemaal van den Menfch verfchillen;
maar het Kanaal der Darmen was van het begin
tot het end even wyd en van de zelfde gedaante;
’t welk de reden fchynt te zyn , dat de
Veelvraat de half verteerde Spyzen door de enkele
famendrukking van zyn Buik kan loozen.
De
(*) Bartholin, Cent. IV. Hifi. 30.
De Vagt van denVeelvraat, die een Glans heeft I. AfdeéL
als Zyde, en zeer zagt is van Hair, maakteen |W £
zeer koilbaar Bonc uit» £ welk den Jaageren STUK*
de moeite wel betaald z e t , die zy zig geeven, yeeivra4^
om het zonder Schietgeweer, o f ook met een
Boog, door middel van platte Houten Pylen, tö
vermeefteren, teneinde de Vagt niet befchadigd
wordés De befte gelegenheid om hem te vangen
is , wanneer hy , zyn Buik vol gevreeten
hebbende , in onmagt ter aarde le g t , o f zyü
Lighaam tuffehen twee Boomen of Paaien knelt»
om zig daar van te ontlafteti*
(4) Zwarte Wezel, onder aan den Hals met
eene witte drielobbige Vlak.
IV.
Barbar#,
Dit Dier heeft de geftalte en grootte van den
Marter; doch de kleur is zwart en het Hair fty-
ver: de Oorlapjes zyn rond en ruig. Voor de
Oogen heeft het een Afchkleurige plek : Vlakken
midden onder den Hals , doch niet aan dë
Keel: vier Prammen agter de Navel.
Het woont in Brafil, zegt de Heer LiNNzEUs.
O f het de zwarte Wezel met een geheel witte
Staart zy , die de twaalfde is van Klein ; dan
de gene, dien Brisson onder den naam van
Vifon befchryft, in Kanada huisveftende, over
’t geheele L y f donker Kaftanie-bruin van kleur:
is my niet gebleeken.
( 5) Wezel met gefpleeten Voetzoolen > geelag- v.
tig Martêi,
(5) Muftela fulvo-nigricans, Gula^pallida, Fam.M&xrsu
IDssi. HSxüKj N Suft*