L Afdeel
XIV.
Hoofdstuk.
•
Leeuw.
ding van den Leeuw voorkwam, was de groot,
te van het Hart, ’t welk de Leeuw, naar evenredigheid,
veel grooter heeft, dan eenig ander
Dier. Zyn Herfenen, integendeel, waren by
uitftek klein. Men vondt, dat alle de Ringen
van de Lugtpyp een geheelen kring uitmaakten,
uitgenomen twee o f drie ónder het Strottenhoofd
,. aan welken maar zeer weinig ontbrak
, om geheel te zyn. De verbaazende
grofheid en kragt van Stem, die zig in ’t brul-:
len van dit Dier openbaart, feheen hun toe,
van de wydte en vallheid van dit Werktuig a f
te hangen. De Tong was, gelyk die der Katten,
bezet met puntjes, naar agteren gekeerd,
döch veel langer en feherper ; waar aan, zonder
twyfel, de gevaarlykheid van het likken der
Leeuwen toe te fchryven i s ; ’t welk de gelikte
deelen Velleloos maakt. Z y bevonden, dat
de oogfchynlyke dikte van den Kop en den
Hals, in dit Dier, meelt toe te fchryven was aan
de menigte van Vleefch, die deeze deelen dekte
en aan de grofheid der Kaakbeenderen.
De Nagelen der Pooten hadden geene Schee,
den, om dezelven, b y ’t intrekken, te kunnen
verbergen; gelyk Plinius meldt: waar in de
Leeuw van de overige Dieren van dit Geflagt
verfchilt. Niettemin trekt hy zyne Nagelen in ,
en wel tuffch'en de Vingeren ; zo het hun toe-
fcheen, door middel van een byzondere Geleding
van ’t uitertje Knokkeltje. DeStyfheidvanden
Hals was aan de langte der Graatagtige Uitftekken
ken van de Wervelbeenderen toe te fchryven, x. Afdeel*
die aan elkander gehegt waren met, zulke ftyve J k
en harde Banden , als o f de geheele Hals maar STUK.
uit één enkel Been belfond. Voofts markten Leeuw.
zy ten opzigt van de deelen der Voortteeling
aan, dat de Pisbuis geheel regt liep , van de
Blaas af tot aan het end. der Roede, en de
plaatzing was zodanig , dat de reden blykt,
waarom de Leeuw agter uit zyn Water looft,
paarende op de wyzè der Haazen en Kamêelen.
In een Leeuwinne vondt men de, Lyfmoeder,
op gelyke wyze als die der Teeyen, in twee
lange Hoornen verdeeld.
. De Afrikaanen eeten, zo mónverzekert, hét Gebruik
Vleefch der Leeuwen, die zy vangen en doo-
den, ’t welk men voorgeeft een gezonde Koft
te zyn. Men:kan .van ’t wel bekomen.dcr Spy-
zen, zo min als van de Smaakelyjchpid o f On-
fmaakeiykheid, een Vallen Regel maakert. Het
Hart van dit: Dier, gedroogd en tot Poeijerge-
wreeven, wordt, zo wel als , deszqlfs Bloed,
tegen de Vallende .Ziekte en Dcrdcndaagfche
Koorts aangepreèzen. Het laatlle., inzonderheid,
agt men Zvvcctdryvende en Tegengiftig.
Zyn Vet of Smeer is zekerlyk zeer doordringende
en to t verdryving van Koude Gezwellen
dienltig. De Huid wordt in de Landen, daar
deeze Dieren gemeen, zyn , tot Dekens en
Spreijen der Ledikanten o f Slaaplieden gebruikt.
Herkcles maakte van de Huid eens
Leeuws, dien hy * in zeker Woud verfcheurd
I. Dee.1, II Stuk, hadt.