I. Af DEEL. Snoet; de Bovenkaak (leekt een weinig over
XXIII. de Onderkaak heen; de Oogen zyn klein, rond
Hoor o- en Hinderende; de Ooren lang, breed, zeer STUK» ® _ glad en zagt, dun en als doorfchynende, (taande
regt overend als Voflen-Ooren: Knevels van
een Kat, uit zwarte Borftels beftaande, gely-
kerwys ’er ook aan de Wangen en boven de
Oogen zyn. De Staart is ten deelc met Hair
bezet, en naar ’t end toe met Schubben, zeer
leelyk, gelyk een Rotte-Staart. Boven op het
L y f is de kleur bruinrood, doch om den Bek,
aan de K eel, Buik en Beenen geel, en boven ieder
Oog vindt men een geelagtige Vlak.
Eigen- Deeze Philander is het, waar van men ver-
fchappen. yat hy zig met zynen Staart, die om
• een Tak (bengelende , aan deBoomen ophangt,
om de Roofdieren te ontkomen. Het Wyfje
doet zulks zelfs met de Jongen in den Zak o f
’t Beursje, dat zy aan den Buik heeft, van
welk de Opening zig niet anders als een naauwe
Spleet vertoont, zynde ’t zelve ook niet groo-
ter dan dat het een middelmaatigen Oranje-Ap-
pel bevatten zoude kunnen; des 3e Jongen, die
ten getale van drie of vier daar in kruipen en ver-
hoolen zitten, zeer klein moeten z y n , wanneer
ze ter Wereld komen, gelyk men aanmerkt.
nr (4) Philander met de halve Staart Hairig en
Murina. zes Tepels.
PL.XVII1. Van
Fig» 3’ ^4]; Didelpbis Caudi femipilofil, Mammis fenis.
Syfi. Nat. X. Mus fylveftris Americanus. Seb. Mus»
I. p. 48. Tab. XXXI.
Van deezen, die by de Brafiliaanen Marmofa ]\ Afdeel.
genoemd wordt, en by Aldrovandus Scalopes, XXIII.
is het Mannetje en W y fje door Sera afge- '
beeld, doch met eenegeheelkaaleStaart. Bris-
son, by wien hy de Vyfde Soort is, noemt
hem de Amerikaanfche Philander. Anderen noemen
hem de wilde o f Bofch-Rot van Amerika,
Hy heeft de grootte omtrent van een Rot;
een puntigen Snoet met lange Knevels; grqote
zwarte Oogen; breede hangende Ooren, maar
dunnetjes met Hair bezet. De Staart is zeer
lang, aan 1t end (langswyze omgedraaid. Het
bovenfte van het L y f en de omtrek der Oogen
is bruinrood; de Buik en ’t Voorhoofd helder-
o f bleekgeel; de Beenen kaal en witagtig.
L innaxts merkt aan, dat zyne Nagelen allemaal
fcherp zyn, uitgenomen die aan. de Dui-.
men der Agterpooten, even als die der voorgaande
Soorten. Dit Diertje, zegt h y , wordt
zo wel in Afia als in Amerika gevonden.
(y j Philander met de Staart aan den wortel v.
Hairig en langer dan 't L y f , de Vingeren Dorjïgera.
^ Pr y VI If der Voorpooten ftomp genageld. ‘ 1 L-A
tig . 4.
Seba heeft van deezen Amerikaanfchen Bofch-
Rot , dien Brisson in ’t byzonder de Surinaam-
fche noemt, verfcheide Afbeeldingen gegeven.
Z y
(5) Didelphis Cauda bafi pilofa Gprpore longio-
re, Digitis manuum muticis. Syft. Nat. Musfylves.
tris Americana. Seb. Mus. T. p. 49. Tab XXXI. Fig,
4, 5. & p. 90. Tab. LXXXIV. Fig. 4.
1. Dfiia. 11 Stuk, X 3