i. Afdeel, niet minder geagt wordt dan Lampiry. ’t Is
XXVII. zonderling, dat de Roomich-Katbolyken het
stuk.OFÜ" op ^»tendagèo geoorlofd rekenen , de
Staart en de ondtrftc helft van dit Dier, als
Vifcn zyn d e , te eeten; terwyl het hovende
deel voor Vleefch gehouden wordt. Men ver-
gclykt hetzelve by OlTemVleefeh; doch het is
geil, taay en moeiclyk te verteeren : zo dat het
moet gebraden en met Kruideryën toegemaakt
worden; en niettemin brengt'het, door zyne
geilheid en Iterké reuk, dikwijs walging tö
weeg, in de genen, die het niet gewoon zyn
te gebruiken ; inzonderheid , als men ’er veel
van eet.
DeVagt De Vsgt belangende, die i s , door zyne
én’t Vet.] dikte, een uitmuntend befchutzel tegen de Koude,
maar zo zwaar en koftbaar, dat men ’er
zig zelden van bedient, dan wanneer het Hair
tot Mutfen, Wanten o f Hoeden, is verwerkt.
Voorraaals plagt menze ook aan te- merken, als
van een byzondere kragt tegen de Jigt. Rox-
DELETius wil, dat ’er niets beter tegen ’t Podagra
zy , dan Schoenen, daar van gemaakt , te
draagen. Mariós verzekert in zyne Caftorolo-
gia, gedrukt in t jaar i68y; dat een Muts van
Bever ’t Geheugen wonderlyk verfterkt. In
Sweeden wordt een weinig van de Staart afge-
fneeden, én aan een Vrouw, die in baarensnood
z it, ingegeven , om de Verlosfing te bevorderen.
De Olie, onder ’t braaden uit de Staart
loopende , heeft een zeer ontbindende en te*
vens
vens verwarmende kragt; gelyk ook het Vet 0f1.ArDF.rx.
Smeer van den Bever aangemerkt wordt als een XXVII.
zeer doordringend Middel. Uitwendig op d e ^ 0"0'
Huid geftreeken, heeft men daar van dikwils, in
Lammigheden of Beevingen der Lcdemaaten;
in Kolykpynen en andere Kwaaien der Zenuwen
; veel dienft gehad. Doch, alle Lighaams-
deelen van dit Dier zyn eenigermaate met de
reuk en kragten van het Bevergeil bezwangerd.
De Beurzen, waar in die Stoffe is vervat, Het Be-
worden zo wel in de Mannetjes als Wyfjes
Bevers gevonden: zy zyn ’er volft van tegen
den Bronstyd van deeze Dieren in de Nazomer.
Het is eenzellïlandigheid , die, verfch zynde*
naar een mengzel van Wafch en Honig gelykt,
bruin van kleur, fterk van reuk en (tinkende,
bitter en walgelyk van fmaak. In Sweeden,
alwaar men’er doorgaans weinig van inde Beurzen
vindt * wordt het, om de veelheid te ver-
grooten , dikwils met Bloed en Tegelen-Poei-
jer vervalfcht; ook fomtyds bedorven door het
niet wel te droogen. Men voert het meefte
van daar, heimelyk, naar Noorwegen, alwaar met
hetzelve op de Markt te Elverum, gelyk ook
met de Huiden , eenige Handel gedreeven
wordt. Gröotelyks hangt deszelfs deugd a f ,
van de gefteldheid, het voedzel en de Landaaft
der Beveren; dus is dat van Kanada het aller-
flegtfte, en, ’t gene uit Poolen, Rusland en
i.dul. n stuc, Sibc