H l II
l l l f l i I
a y iH il
I Afdeel. n°g jong zynde, doen; maar met geduurig knor-
XVlIf. ren brengen zy hun leeven door, zo dat het
Hoofd- ecn Spreekwoord geworden is : hy knort als STUK. r een Varken.
TT Het wroeten in Het den Grond, om de kofk te
w ro e ten in zoeken, is een Eigenfchap, welke dit Dierby-
denGrond.zonder heeft, zynde daar toe van de Natuur
aan den Snoet voorzien met een rond Kraak-
beentje, dat opgeheven en ftyf gemaakt wordt
door twee Spieren , die van den onderden rand
van ’t Jukbeen af komen, en zig met twee fter-
ke Peezen in dit Beentje inplanten. Dit wroeten
.ftrekt hun om de Wortelen te vinden en
magtig te worden, die voor hun een Lekkerny
zyn ; meeftal de genen die van den Menfch
gegeten worden ; gelyk Karooten, Raapen ,
Aardappelen , Scorzoneeren , Paardebloemen;
doch ook die van eenïgeandereKruiden, gelyk
de Filipendula en Komyn. Men verwondert
zig dikwils, hoe zy in de Boftchen, daar niet
dan Wortelen van Boomen fchynen te zyn, zo danig
wroeten mogen; doch dit gefchiedt om
de Aardbuilen, die geen Steng o f Bladen boven
den Grond vertoonen , optezoéken. Dit wroeten
, nu, ftrekt wel dikwils tot fchade van de
Landlieden, doch aan den anderen kant warden
daar door de onbebouwde Velden als geploegd
en tot Koornland bekwaam gemaakt.
Op dat zy dit niet in de Akkers o f Weidlan-
den mogen doen, zyn de Boeren op fommige
plaatfen door de Wetten verpligt., hun Jaarlyks
den
den Snoet met een Yzeren Ring te voorzien , afdeel#
o f , denzelven aan ’t end met een Els door- x v i l l ;
boord hebbende, een Yzer-of Koperdraad daai D
door te fteeken en dit zodanig om te draaijen,
dat het ’er niet uit kan gaan; ’t welk de Varkens
door de Pyn, die het verwekt, in ’t wroeten
verhindert. Thans wordt ons de uitvinding
medegedeeld, om hun dit kragtdaadig en voor
altoos te beletten. Men moet, naamelyk, de
gemelde Peezen omtrent een Duim van ’t end
van den Snoet, niet nader, (om het Kraakbeen
van de Neus ongekwetft te houden ,) geheel af-
fhyden; waar door men ook in eens vry is van
het deerlyk fchreeuwen deezer Beeften en van
de moeite om ze alle Jaaren den Snoet te door-
booren.
Behalve Wortelen, Raapen en dergelyke Spyze.
Aardvrugten, Gras en Kruiden, eet het Zwyn
ook Wormen en eenige andere Inlèkten , zelfs
Vièefch en Ingewanden van grooter Dieren. In
’t byzondcr egter is Gras en Koorn, benevens
allerley Boomvrugten, Nooten, Appelen, Pèe-
ren , Pruimen, en wat meer van dien aart gevonden
wordt, zyne gewoone Spyze. De wilde
Zwynen meften zig zelven met de Eikels, die
zy in den Herfft menigvuldig in de Boflchen
vinden. Om het Koorn te befpaaren worden
de tamme, in Dalekarlie, dikwils met Koeken*
die van de Pynboomen-Schors bereid zyn , vet
gemaakt. Als de Beukeboom in de Zuidelyke
deelen van Sweeden vrugt draagt, *c welk alle
1. Dici, II Stuk. Jaa