t . Afdeel, ook i is in zyne jongheid niet ontembaar. Men
XIII. heeft gezien dat een jonge W o lf vreedzaam met
Hoofd- Huishonden omging, met dezelven fpeelde,
de Wagt hieldt en aan zyns Meefters zyde te
°lf ' flaapen lag. Doch in dit geval is groote voor-
zigtigheid noodig : want de W o lf verandert
we l, gelyk het Spreekwoord met reden z e g t ,
van Hair maar niet van Hoedanigheid. Doktor
G ahrlieb, Lid van de Keizerlyke Akade-
mie der Natuur-onderzoekeren , verhaalt ons,
dat een Goudfmid van D antzig, Joban Poblman
genaamd, een jong Wolfje had opgevoed, houdende
het langer dan een jaar gekluifterd in
zynen J u in , dien hy in de Voorftad hadt. Dit
Dier, grooter wordende, hieldt zig niet meer
te vrede met de portie, welke hem dagelyks,
naar gewoonte, wierdt uitgedeeld: nogthans
deedt hy de Ganzen, Endvogels, Paauwen,
Hoenderen en ’t ander Gedierte van zyn Meester
, geen kwaad ter wereld: maar hy verzorgde
zig ten koften van de Nabuuren, Over dag
bleef hy in het Hok ftil leggen :.,’s nagts hadt
hy de behendigheid van zyn Halsband af te
doen, om op den roof te kunnen uitgaan; waar
na hy terug kwam en deedt zig den Halsband
weder aan. De Buuren wierden'de dagelykfe vermindering
van hunPluimgediert gewaar, zonder
om deezen Dief te denken; tot dat zy hem ein-
delyk, by nagt waakende, op de daad betrapten.
Men klaagde ’er over aan den H eer, die het
geleeden nadeel betaalde, en den Roover verpor*
oordeelde om ontleed te worden; ’tgeen wee- j 4Afdeel* _
zentlyk is gefchied. - XIII.
In de andere Wereldsdeelen zyn ook deeze ^ ofd-
o f dergelyke Dieren. In Afrika vindt men’er, w *olwen
die den Kop en Hals zeer groot hebben, doehvan Afrika
voor ’t overige naar de Wolven van Europa en Amen*
gelyken. De W o lf van Amerika, zegt Cates*.
b y , is van kleur en geftalte als de Europifche,
doch wat kleiner. Anderen verhaalen, dat h e t.
in Louifiana krielt van Wolven, die niet meer
hoogte hebben dan vyftien Duimen, en veel
minder gevaarlyk z y n ; miffehien, om dat het
hun minder aan Voedzel mankeert. Wanneer
men ze aan den Oever van een Rivier bemerkt,
daar de Reizigers tegen den Avond hunne Hutten
opflaan, is het een teken, dat de wilde
Offen zig niet ver van daar onthouden. De In-
diaanen gebruikten ze als Honden, voor dat
men hun die uit Europa bragt, en zy gelyken
inderdaad zeer naar Honden. Mr. la Page
verhaalt, dat hy in dat Land een grooten zwarten
W o lf en Wolvin gezien hadt, die beiden ge-
fchooten werden; doch deeze waren ’e r, volgens
’ t berigt der Inboorlingen, zeer zeldzaam.
De Wolven zyn , gelyk de Honden, fomtyds Dolheid,
de Dolheid onderhevig, doch met dit verfchil,
dat zy niettemin eeten en geen fchrik hebben
voor het Water. Het Venyn van hunne Beet -
is niettemin werkzaamer en fcherper , indien
men zulks afleiden mag van de zwaarheid der
Toevallen , daar door veroorzaakt. De Beet
IrDssi, IIStvk. ver.