3 ^0 B E S C H R Y VIN G VA N D E
I. Afdeel. neernt *n van Potferyën en Aape-Kuu-
XXIII. ren y die deeze Dieren eigen zyn. Z y zitten
Hoofd- veel op hun Gat, en maaken dan duizenderley
Grimmatfen. Ook klauteren zy verwonderlyk
vlug by de Booraen o p , eetende van fommigen
niet alleen de Vrugten , maar ook de Bladeren
en Schors; weshalven het zeer moeielyk is dc-
zelven in Europa op te voeden, dewyl men het
Voedzel , dat zy verkiezen, hun niet geeven
kan. L innjEös ze gt, dat zy ook Suikerriet en
Vogeltjes eeten.
Lighaams- De langte des Lighaams , van het Agterhoofd
geftalte. tot aan ’t begin van de Staart, is omtrent dertien
Duimen: die van den Kop , van 't Agter-
hcofd tot aan ’t end van den Snoet, vier en een
half Duim. De Staart is t’eenemaal met Ruit-
agtige Schubben bedekt en zeer lang ; de Snoet
loopt fpits u i t , met lange Knevels als de Katten.
De Ooren zyn breed en hoog opftaande.
Op de Rug heeft het Dier lang Borftelagtig
Hair , bruinrood van kleur ; aan de Zyden is
het Hair korter en helderer: aan den Buik wit-
agtig, een weinig naar het geele trekkende. Boven
ieder Oog heeft het een donker bruine
Vlak. De andere Ooftindifche is van onderen
geel, met een geele Vlak boven ieder Oog.
L innauts , die deeze Soort uit Amerika ge-
kreegen hadt , befchryft de Lighaams-geftalte
aldus. Het L y f is als een Das, de grootte van
een groote Kat. Het heeft een Kegelagtigen
Snoet, gelyk een Varken; die gekield is , met
een