46* B é S C Ö R Y V Ü Ï G
I. Afdeel. Savoije ëh Tyrol, (dat de armste Menféheii ï
Hoofd- °ra 20 ^ iprceken j óp den Aardbodem zyn,}
stuk.. gebruiken de Marmeldieren, zo zy deze!ven
Mar mei- **^góg kunnen worden , tot Vo’edzël, bereideu-
Jïer. de het Vleefch daar van als dat der Varkens *
waar van het eenïgermaate den Smaak heefc;
doch het is zeer geil, taay, en zwaar om te ver-
teeren. In de Geneeskunde wordt het Vet tot
verzagting, pynltilling en oploffing aangepree-
zen; inzonderheid tegen het Nier-Kolyk; als
wanneer men hét öp die Lighaamsdeelen ftrykt, daar de Pyn gevoeld wordt. Ook is de Smee-
ring van Paracelsus; die uiteen Once Vet van
Bergrotten, een half Once Olie van zoete A- manielen, benevens ëenj Drachme Olie van
Roozen en even zo veel Olie van Kamillebloe-
men, famèngelïeld werdt, in het Zydewee niet
teveragten. Men heeft ’er, in ’t aankomen van
den Winter, gevonden, die zo vet waren, dat zy tot twintig Fönd woogem
Poolfch Behalve dit Alpifche befchryft dé Heer BriS-
dier. S0N twee andcre Europifche Marmeldieren; te weeten, dat van Straatsburg, ’t welk de Cricè-
tüs van Gesnerds is, daar ik ftraks van fpree-
ken zal, en het Poollche, dat door Klein tót
een zelfde Soort als het Alpifche betrokken
wórdt. Dit laatfie, dat aan Poolen eigen is,
wordt aldaar Bobak en Smizez-geheeten, zyndë
volkomen gelyk aan het Alpifche, maar geel-
agtig van kleur over ’t geheele Lyf met een weinig
ros Hair aan de Kop en Staart. Indien wy
den
V A It t> E M U I Z E N. 4^5
den Kardinaal de Polignac gelooven gaan de Eigenfchappen van deeze Dmioegreenn,, j.X AXfVöjIeIeII,*
al het gene ooit van de Alpifche Marmotten verhaald, nog zeer ver te boven. „ Zy voe- M a rm /, ., ren troepswyze Kryg tegen elkander; en, na dier.
I een hardnekkig Gevegt , waar in van weder-
,, zyden eenigen fneuvelen, wordt den Over-
l wonnelingen tot ftraffe opgelegd, den Ovef-
. winnaaren te dienen: die hun ten dien einde
„ in Kuilen, als een foort van Gevangeniffen,
l bewaaren tegen den Oögft, wanneer deeze
,, Dieren op de Rug moeten gaan leggen, orri
,, als Sleeden met Gras en Kruid geladen, te
„ worden voortgefleept”. Zo ziet men den ee-
(5) Muis met de Staart middelmaatig van lang- V.
t e , H a ir ig , het Lighaam va a l, de Oor en
rondagtigi de Voorpoten v ier -, 4e kaanlch.
ieti vyf-Vitigerig.
Dit Dief, ’t welk in Noord-Amerika en voor*
naamelyk in Maryland huisveft, wordt de Amer
ik a a n s e Marmot genoemd en is in ’t Werk van
Edwards keurlyk afgebeeld. Het heeft de
tlSId
B
M
ï ïm
'Am
%8
tilfl ttiiilii 111 mS
SSB!
m
m$.111
m
grootte omtrent van onze Konynen; de Oogeh
zwart en uitpuilende; de Ooren kort en rKonnde-;
(*) Antllucret. L. Vl.
(•5) Mus Caud& mediocri PilofÉ, Corporegrifeo,
Auriculis fubrotundis, Palmis tetradatfylis, Plantis
petitadaftylis. Syft. Nat. X. p. 60. Monax five Mar-
Biota Americana. Edw. A v. 104. Tab, 104.
i . D em ., I I S iv k ,