B '37<5 E S' C tt R ¥ V I N G
I. Afdeel, dienende om de verdere vernieling van het
XXVI. Wild voor te komen. Dus werdt, in Septem-
STy °0Fn* ber 1747 reeds, de Jagt in de Klingen van
Holland, dat is in de Graaflykheids Wildernis-
fen, omftreeks den Haage, aan alle Perfoonen,
zo Edel als Onedel, den tyd van v y f jaaren
lang , geheel verbooden ; welke Ordonnantie
naderhand, in 1752 en 17 5 7 , t’elkens is vernieuwd
geworden. Jn de Provintie van Utrecht
werdt alle Jagt, hoe genaamd, en hoedanig ook,
voor een Jaar tyds belet s zo ook in Gelderland
en Zqtphen. De Staaten van Holland droegen
den Prins, in ’t jaar 1749» de Vrye Jagt op in 't
Gooyland, en de Staaten van Vriesland omtrent
het Prinfelyk Lufthuis ’t Oranje-Woud, als ook
op het oude en nieuwe Bild; zonder dat iemand
anders daar Jaagen mogte. Voorts zyn , in de
byzondere Provintiën, nieuwe Reglementen
op het Ruk-van de Jagt gemaakt; waar by bepaald
werdt, -welke Perfoonen tot de Jagt bevoegd
waren, en hoedanigerwyze dezelve zoude
mogen gefchieden. In Holland, Utrecht,
Vriesland en Gelderland, werdt het Plakkaat
daar omtrent reeds in denjaare 1750 uitgegeven,
doch in de twee laatften merkelyk veranderd en
uitgehreid in !t volgende Jaar. IndievanGro-
ningen werdt door een Reglement van de Prin-
ceffe Gouvernante, in k - jaar 1752 , vaftge-
fteld, welke Perfoonen tot de Jagt gekwalificeerd
waren; gelyk ook daar omtrent, in ’t Jaar
\ p 3 > binnen die yan Utrecht en Gelderland
eeaim
S
V A N D E H A A Z E N. 377
ëënige verandering plaats greep En dewyl de [. Afdeel,
Jagt der Vollen in het Reglement voor de Pro- XXVI,
v■ intie Vriesland ook was bepaald-, zo werdt in STUK. den jaare 1756 de belooning , die op het vangen
van Voifen; en ander fchadelyk Ongedierte
yoörmaals aldaar gefield w a s , merkelyk verhoogd
(*).
Volgens de Ordonnantie van-den 3 Auguftus In Holland
,1750, op de Hoütveftery en Jagt, in H o l l a n d -
en Wefiifiesland, is het aan niemand in ’t algemeen
geoorlofd te Jaagen, o f Havikken en
andere Vogels te laatcn vliegen, anders dan
volgens de Plakkaaten, op een Boete van twintig
Pond , ieder vart veertig Groóten, en verbeurte
der Honden en Vogelen; doch daar van
«yn uitgezonderd die'van de Ridderftfhap, Ma-
-giftraaten, Leden en Minifters der Hooge Vergaderingen,
enz. Deeze mogen allechlyk ter
Jagt gaan met drie Windhonden en twee
Spions, o f met vier Windhonden en óén Spion,
tweemaal ter Weeke , eens Ooft en eens We ft,
-en telkens niet meer vangen dan twee Haazen en
twee koppels Konynen, op een boete van twintig
Pond en nog zo veel daar boven voor ieder Haas en
tien Pond voor ieder Konyn. De genen ,* die tot
de Jagt bevoegd zyn , moeten daar van ben Akte
hebben, die behoprlyk is geregiftreerd : zy
mogen op Konynen jaagen, na den a j July;
op
Zie de Nederlandfche ’Jaarboeken van 1756,
-blgdz. 40X-, én voorts ap de gemelde jaaren.
I Df.el, II Stuk, A l J
m
m