I.Afdeel. Honden. Indien men een Wyfje en Mannetje
XVI. by elkander z e t , paaren z y , en teelen Jongen,
stuk° FD' die drie-en-dertig dagen oud moeten zyn , zo
. p r«t. men wil, eer zy duidelyk kunnen zien. .
Lighaams- De Fret is wat kleiner dan deBontfem, doch
geftalte. grooter dan de Wezel. Hy heeft korte ronde
Ooren, witte Nagelen en roodagtige Oogen.
- De kleur is geelagtig o f vuilwit, doch men
vindt eenig verfchil tuffchen het Mannetje en
Wyfje,. Het Mannetje heeft een witten Snoet,
zynde over ’t geheele L y f bedekt met geelag-
tige Hairen, waar van de langften aan ’t end
Kaftaniebruin zyn. Het Wy fje is kleinder dan
het Mannetje en voor aan den Kop wit van
kleur, verder over’t geheele L y f geelagtig wit.
De Heer L inn^ us fchynt te twyfelen, o f dit
Dier wel van den Bontfem in foort verfchille?
Gebruik. De Fret wordt alleen gebruikt tot den Kony.
nen Vangft; doch hy is zo vreetagrig, dat men
hem den Muil met een Kettingje moet fluiten
om dezelven niet te befchadigen. En, inderdaad
, dit is minder te verwonderen, dewyl hy
alle Beeften byna durft aanvallen, voedende zig
meer met Bloed dan Vleefch,
VIII. (8) Wezel met de Voetzoolen gefpleeten, bet
Zibetöna. p,yj donker vaal, voor op den Kop voitagtig^
Sabeldier. fa Keel Afchgraauvo.
Dit Dier word van fommigen de Ruflïfcheof
Sibe*
( 3 ) Muftela SibeHina, R aj. Quadr. 20 1 ,
V A N D E W e Z E L E N . 205
Siberifehe Marter genoémd, om dat de Lig-I. Afdeel.
haamsgeftalte veel naar den Marter gelykt en
dat het gevonden wordt in de Noordelyke dee- STUK.
len van Afie, die thans in t algemeen den naam Sabeldier*
voeren van Siberie. Anderen noemen het de
Sabel-Wezel, Muftela Sibellina o f Sobella; de
Duitfchers Zobel, de Polakken Sobol, de Swee-
den Sabbel.
Men vindt het ook, doch veel zeldzaamer, Eigen-
in Litthauwen, Lapland, in China en T a rta rie .^ aPPen*
Het leeft van Muizen, Rotten en zelfs van Ink-
hoorens, die het langs de takken der groote
Boomen, tot in de toppen toe, vervolgt, als
wanneer dezelven geen andere uitkomfl; hebben,
dan over te ipringen op de takken -van een anderen
Boom, ’t welk het Sabeldier niet kan
doen. Ook verraft het, dikwils, niet alleen
kleine, maar zelfs groote Vogels; doch het
ftrekt wederom aan de verfcheurende Dieren en
Roofvogelen ten prooy.
Dit Dier maakt , met de zwarte Vollen en Korthaar
Otters, het koftbaarfte Bont uit van Moskovie. n
Voor aan den Kop, aan de Keel en by de Ooren,
is het witagtig o f Afchgraauw, doch verder
is de V a g t , over ’t geheele L y f , donkervaal,
met een roodagtigen glans , en wordt, hoe
bruinder o f meer naar Pek gelykende , hoe
keurlyker geagt. Het Hair h e e ft, hoe fyn en
zagt o ok, die byzondere eigenfchap, dat het,
met de Hand geftreeken wordende, niet leggen
blyft,maar aanftonds wederopryfl: en zig houdt
L D bsi,, ï IS iwc, ^