I. Afdeel. pige figuur hadden, hingen buiten aan den Buik
XVI. als in de Honden; hebbende wederzyds veel
H oofd- jQieragtig wezen. Het Teellid,STUK* o ° ter langte van
_ * een kleinen Vinger, fcheen aan ’t end verdeeld
te z yn , was omgekromd en met Kraakbeen bekleed.
Iets dergelyks vondt men in de Kittelaar
van ’t W y fje , zynde de Schaamdeelen,
voor ’t overige, uitwendig als die der'Vrouws-
perfoonen.
Het De Heer Perrault hadt in ’t Hart van den
Ovaale^ Otter geen blyk gevonden van een Opening,
1 die met het Ovaale Gat in de Menfchelyke
Vrugt overeenkomft kon hebben; terwyl men
niettemin zulks in dit Dier , dat dikwils onder
• Water duiken moet, verwagten zoude. Om
die reden heeft de Heer Sue met veel oplettendheid
het maakzel van het Hart onderzogt,
om te tragten te ontdekken, welk een weg het
Bloed volge, ten tyde als deeze Dieren onder
Pl. XIV. YVater zyn. Hy vondt niet alleen een klein
JfiSi 3* J J
Gaatje, dat voor die Openingverftrekte, waar
door hy de flinker Holligheid uk de regter kon
opblaazen; maar nog twee andere Gaatjes,
aan ’ t end van de bovenfte Holader en ’t begin
van ’ t regter Oor; door welke beiden hy
zagtelyk de punt van een Homp Styletin ’t flinker
Oor kon brengen. Voorts was ’er een derde
Opening aan den bovenrand van ’t regter
Oor, naby het end van de onderfte Holader;
zynde het begin van een foort van Boezem,
ruim een vierde Duiras wyd, waar in ziKgr oalolen
Kroonaderen der regter Holligheid ontlaftten; i. AfdeeI.
en een Buisje in deezen Boezem gebragt heb- ^xvx^
bende, deedt hy de L ugt vrygemakkelyk over-STü°0FD‘
gaan in het flinker Oor. Otter.
„ Eene Waarneeming (zegt h y ) , die eeni-
35 ge oplettendheid fchynt te verdienen, is,
„ dat, naar maate ik de Lugt door het Ovaa-
„ le Gat dreef, fchoon het Oor zig uitzette,
” zo wel als de Zak en Long Aders en deflin-
„ ker Holligheid; die zelfde Lugt niet uitging
„ door de Openingen, welke daar mede ge-
„ meenfchap hadden; en even zo was het met
„ het Ovaale G a t, wanneer ik de Lugt dreef
„ door de andere Openingen. Deeze Waar-
„ neeming doet my gelooven, dat ’er voor ie
„ der van deeze Gaatjes kleine Klapjes z y n ,
„ die de Vloeiltoffen beletten uit te gaan, t wan-
, neer zy ingekomen zyn. Onafhanglyk van
„ deeze gifllng, ziet men hier u it, dat de Na- •
„ tuur meer dan eene Opening bezorgd heeft
,, tot den doorgang van het Bloed van ’t eene
„ Oor des Haits in ’t ander, volgens de be-
„ hoeften van het Dier, en de verfchillende
„ Omftandighedeij, daar het zig in bevindt ” (*).
’t Is ondertuffchen zonderling , dat de Heer
Steller aanmerkt , hoe de Afiatifche, o f zo
men wil Braffliaanfche Otter, naauwlyks twee
Minuuten onder Water kan bly ven, om dat den-
zelven het Ovaale Gat ontbreekt ( f) . En men
moet
(*) Man. desSfav. Etrang. Tom. II. p. 204.
£f) Nov. Adt. dcad. Petropol, Tom. II. p. 3^7>3P°*
i, Dküi,, IX Siuit: