446 B Ë S CHR Y V I NÖ
ti Afdeel, witte ftinkende StofFe kon uitgedtukt worderi 4
XXvin. even als uit de Klieren by den Aars;
*tüK.°tD" Deezè Biggetjes verftrekken, behalve ’tvef-
Guineefcb maa^ > ’t welk zy door hunne gebaarden j vlug-
Biggetje. heid en gefnajf geevén, tot bene zeer aange-
GeBruik. naaide Spyze. Men plüktze ’tHairuiten braadt
z e , wanneer hun Vleefch de nialfchheid van
Konynen- en de vetheid vaii Varkens- o f Zwy-
tien-Vleelch heeft; Dikwils worden zy derhalve
ï in Europa, wegens hunne fterke Voörttee-
ling, Voor de Keuken zo wel als tot pléizièr j
aangefokt;
II. (2) Muis mét een kort Êtciartjê, de lAoorpooten
lèporinus. vier- -, de Agterpööten driê-Vingéris.
Könyn van
Java; De eze, die by Brisson de eerile is in zyii
Konynen-Geflagt en by Kle in Onder de Aftér-
bafén o f Cavia's geplaatft wordt, heeft de groots
te omtrent van een Haas; de Kop is klein naar
’t L y f gerekend; de Öoren zyh als Muizen-
Öoren; dé Oogen groot en uitpuilende; de
Pooten lang: hët Agterlyf is dik en gelyk het
gbheele Dier bekleed met rosagtig Hair, waar
öhdèr eënig bruin gemengd is. Het hüisveft op
de Eilanden van Java enSumatra, in Ooftindie.
Ilt. (3) Muis met een kort Staartje, de Pooten vyf-
Lemmus. i P'ïiigerig.
Lemming. ■
Pl. XX. ( 2) Mus Caüdi abbreviatJ, Palmis tetradatfylis*
Fig. i. pjantis trida&ylis. Syji. Nat. X. p. 59. Lepusjaven-
fis. Cat. Carolin. 3. p. 18. Tab. 18.
(3) Mus Cauda abbreviata, Pedibus pentadaftylis.