I. Afdeel.heeft, indien zy niet fpoediggezuiverd worden*
XIII. al waren zy nieuw gewceft, binnen agt dagen
stuk.°FD op die plaats verrot 0ok is het w°nder*
lyk , dat zy zydelings aan den Wand, aan Schuttingen
, Boomen o f Paaien pisfen , en dit op
plaatfen daar andere Honden gepift hebben. Men
kan naauwlyks begrypen, van waar zy zo veel
Water kunnen loozen , dewyl men hun , in
eene Troep verzameld , elkander menigvul-
digmaalen ziet bezyken. Menfchen, die Laarsjes
draagen van Honden-Leder g em a a k tm o e ten
dit ook dikwils ondergaan.
hdd d e f Een T e e f 1 itZig Zynde 5 IooPen de Honden haar
Honden. £roepswyze na , en verzamelen zig voor het
Huis , waar in zy beflooten wordt. Dit geeft
dikwils aanleiding tot vegten onder deeze Dieren,
als wanneer de kleinften , in ’t onderfpit
wakende., van de groóten deerlyk gebeten worden
, tot dat zy zig met de vlugt reddèn. Geen
is er, onder de ï r o e p , die, in zulk een geval,
het arme Dier hulp bewyft, en deszelfs fehreeu-
wen dient alleen om de anderen aan te hitzen.
Het gehuil der Honden, by nagt, wordt, niet
minder dan het lollen der Katten, door deeze
Minnedrift veroorzaakt. De Te e f byt, in haa-
re Ritzigheid , alle Honden , welken zy ontmoet
, zonder dat die haar weder byten, ten
ware zy gefneeden zyn. Z y Iaat, geduurende
dien tyd, welke doorgaans negen Dagen duurt,
zig dekken van verfcheiderley Honden, die ’er
eenigen tyd aan valt blyvcn , en het is zeer
moeie»
möeielyk ze van een te fcheiden , zonder dati. Afdeel.
feen van beiden, inzonderheid de T e e f, zig be- xni. Hoofd*
zeere. stuk.
De tyd, welken de T e e f draagt* is van zes- Voorttee-
tig tot drie-en-zeftig dagen, en * indien zy door teeling*
teen grooten Hond gedekt i s , brengt zy doorgaans
Jongen voort, die van grooter Ras zyn.
Met haare Tanden byt zy de Streng a f , zonder
gevaar van Bloedftorting, en vreet de Nageboorte
op. De Jongen komen blind ter wereld*
en beginnen niet te zien voor den tienden dag.
In deëzen tuiïchentyd, en zo lang de Moer zé
zoogt, flökt zy derzelver Vuiligheid en Pis op*
ten einde het Neft niet bezoedeld worde. Z y
likt de Jongen geduurig en paft ’er zéér zorgvuldig
op. Het getal derzelven, die z y t’ee-
ner dragt voortbrengt, is veeltyds agt ën fbm-
wyién tien : doch daar zyn TeéVen, die maar
v y f , drie, o f minder Jongen baaren. Men Vindt
’er fomtyds veffcheidenheden onder, die een
duidelyk Gevolg zyn van hunne vermenging
met méér dan eenèn Hond. Als een ruighairi-
gé T e e f door een Hond met kort glad Hair
gedekt is , zegt mén dat, onder haarë Jongen *
de Teefjes alleën rüighairig zyn , en dat het tegendeel
gebeurt, wanneer een gladbairige T e e f
gedekt is door een Krulhond. De Jongen heb-4
ben, ten einde van een Jaar * hun volkomen
grootte, en de Teefjes laaten zig dikwils bin-
hen ’t Jaar dekken; doch op den Ouderdom vati
drie o f vier Jaaren zyn z y daar toe bekwaamfti
I. Dem, II Stfk, D 2 D é