I. Afdeel. te in Egypte gebeurd was. Eenig jong
* XIV ' Volk van de Kophten , die nu en dan eens met
Hoofh- elkander een Drink-Gelag hielden, willende de
STüK* trotsheid fnuiken van één hunner , die zig beroemde
de fterkfte te zyn, bellooten ; hem een
pots te fpeelen, en gaven hem, ten dien einde,
zonder dat hy ’t gewaar wierd, een Vierde-Loots
Opium in. Eenigen tyd daarna wierdt deeze
Jongman raazende en daarop volgde de uitwerking
, die zy verwagt. hadden, dat hy naamelyk
in een diepen Slaap viel, maar, tegen hun oogmerk
, om nooit weder te ontwaaken. Toen
zyne Makkers, ’s anderendaags, hem kwamen
bezoeken , om den gek met hem te fteeken,
dat zy hem zo gemakkelyk overwonnen hadden,
ftonden zy verbaasd , het Lïghaam zonder
Pols, het Aangezigt blaauw, den Mond ge-
ilooten , en , om kort te gaan, den Perfoon
zieltoogende te vinden. Men ontboodt ylings
een Priefter, die ook Geneesheer was, en vrug-
teloos de alle’rkragtigfte Middelen in ’t werk
ftelde. De Heer Granger , die ook gehaald
we rd t, kwam ’er niet dan na ’t overlyden b y ,
hebbende de Ziekte maar vyfden Uuren geduurd.
Hy vondt het Lyk aan de Armen en
Beenen bedekt met loodverwige Gezwellen, als
Wennen , ter grootte van een jong Kindjes
Hoofd, die onverdraaglyk ftonken. ’tAanmer-
kelykfte was, dat twee- of driehonderd Katten,
uit de nabuurige Huizen , zig in aller yl en
troepsvvyze derwaards begaven, die men hielde V ■ , voor
voor vermomde Tovcrhexen , komende om het i.
Lyk weg te haaien : doch geen Gebeden, e Hooïd.
maaken van Kruiflen o f ’t fprengen van Wywa-STÜK.
ter, waren van eenige kragt daar tegen. e
Heer GrangeR en de Priefter mogten' zeggen
zo veel zy wilden, dat de Katten door de reuk
van'’t Lyk derwaards gelokt waren; zy konden
de Omftanders niet overtuigen, voor dat men,
de Poort geopend hebbende , de Dieren aan-
ftonds op het Lyk zag 'fpringen en ’t zelve zo
/woHnr Cf O O n
zouden opgevreeten hebben.
De geheele Wereld weet, dat de Katten niet ^Z^whlen
bellooten willen zyn. Zy beminnen de Vryheid floocen
en een naauwe Gevangenis brengt ze in woede zyn.
en door wanhope tot razerny ; indien zy niet
by uitftek tam zyn. Z y fehynen nergens om
te denken, dan om haare verloffinge uit het bedwang.
Schoon de Kat, zegt de Heer L eme-
r y , de gedugtfte, grootfte en onvertzaagdfte
Vervolger is van Rotten en Muizen, laat zy ze
doch, in zulk een geval, ongekweld. Ik deed
eens, uit nieuwsgierigheid, een Kat ineenYze-
fen Kouw, waar in ik ook eenige Muizen liet
loopen: de Kat verroerde zig niet, maar bleef
met haar gewobne deftigheid zitten; en maak»
te geene pooging om op haar prooy aan te vallen
: de Muizen, in tegendeel, die in ’t eerft
verfchrikt waren geweeft door de tegenwoordigheid
van hunnen wreeden gemeenen Vyand,
J X.DE&i, I I . Stvk, Ï 3