L Afdeel, wordende van de Ferflaanen, zo K^empher ge-
XIII. tuigt, Siecbaal, van dé hedendaagfche Gries
stuk°FD" ^en geheten. Het maakt, zegt men,
Jakhals Saten iQ de Muuren der Huizen, om ’er in te
komen, én boort in deBegraafplaatfen, önade
Lyken magtig te worden. Het fchynt, egter,
dat fommigen dit Dier verward hebben met de
Hytena, waar van hetgroötelyksonderfcheiden
is door zyn vreezelyk Gehuil, by nagt, ’t welk
byzönder naar het kryten van jonge Kinderen
zweemt, wanneer het in een Hok is opgefloo-
ten. In vryheid zynde is dit Gehuil nog yze-
lyker, als met het lollen van Katten gemengd,
en dient, zo ’t fchynt, om elkander toe te roepen;
zo dat men deeze Dieren wel voorWilde
Katten gehouden heeft. Het is een der Verwoedde
Roofdieren, zodanig, dat verfeheide-
ne, in een Troep eenige Buit bekomen hebbende
, daar over dikwils elkander verfcheuren.
D appér z e g t , dat de Leeuw een Dier met
voor den
Leeuw. zig brengt, ’t welk de Hollanders Jakhals noemen,
gelykende naar een V o s , en zeer fcherp
van Renk. Dit zou den Leeuw dienen tót het
öplugten en vangen van zyne Prooy, die het
vervolgens met denzelven deelde. De Jakhal-
fen zyn door hunne vlugheid, inderdaad, be-
kwaamer, om het Wild te agterhaalen, dan de
Leeuw, maar, als z y ’t gevangen hebben, moeten
zy voor zyne Klaauwen zwigten, en kum
nep ’er niet aankomen, voor dat hy zyn genoegen
daar van heeft. Men begrypt ligt, dat
hun
hun Gehuil Jhun aan den Leeuw verraadt, en \ Afdeel.
aanleiding geeft om zig te vervoegen naar de XIII.
plaats, daar Buit is. De Kentekenen egter o f STtJJ;0FD'
de Dieren aan de Kaap, die van de Hotten- j akbalSt
totten Tanli o f Kenli genoemd worden, waar-
lyk zulke Jakhalzen zyn , ontbreeken ons.
# "ShHSH» # Ö f t » & #
X IV . H O O F D S T U K .
Befcbryving van 1 Geüagt der Ka t t en , waar
onder de Leeuwen, T yge rs , Luipaarden,
Lollen en andere Roofdieren , begreepen zyn.
Derzelver Kenmerken en Eigenfebappen. Ver-
febeide Soorten van wilde Katten in andere We-
reldsdeelen. Nut en gebruik van hunne Nagt en
andere Lighaamsdeelen voor den Menfcb.
D e Latynfche Naam Felis, die aan dit Ge?» Naams-
flagt van Dieren gegeven wordt, fchynt rec*en*
vaneen Griekfch W oord, ’t welk Loosheid b e tekent,
afgeleid te moeten worden. De Neder-
duitfche Naam Kat , is , gelyk de benaamingen
van dit Dier in de meefte andere Taaien van
Europa, buiten twyfel van ’t Woord Catus af-
komftig, ’t welk zynen oorfprong van ’t Griekfch
Woord Gale, o f van ’t Hebreeuwfche Catul\
zou kunnen hebben.
De Dieren van dit Geflagt zyn niet gulzig; Ken-
zy beklimmen gemakkelyk de Boomen, en loe- nwrken.
ren voornaamelyk by nagt; zegt de Heer L in-
n^eüs. Hunne Kenmerken beftaan, behalve de
. I. DsSi. IISïvk, al