.1. Afdeel, dat de Ouden door ’t Woord GHs een Vëld-
Muis of Berg-Rot bedoelen. In ’t Hooeduitfch Hoofd- ~ ° stu$. geert men er, iomtyds, wegens de Slaaperig*
Hais-Rot. heiden Vadzigheid van dit Dier, den Naam van
Sieben-.Schlaj[er aan, dien Klei?) gebruikt als een Geflagtnaam van de Rotten.
Woon- Zyn woonplaats is in de Huizen van Euro» plaats. pa, zegt Linnjbus ; doch elders merkt hy aan’,
dat dit Dier overal in Sweeden huisveft, uitgezonderd
in Lapland (*).; Hier omtrent is wonderbaar,
’t geen ons van den Heef Pontoppi-
dans verhaald wordt (f), „ De Rotten (zegt
„ hy) inzonderheid Bofch- en Water-Rotten,
„ leeven in t Noorden niet verder dan tot
„ Helgeland toe, daar zy ook aanftonds fter-
„ venwanneer zy uit het Zuiden met Sche-
„ pen dcrwaards komen. Leeven zy ’er nog
„ eenigen tyd, men ziet ze doch in ’t volgen-
„ de Voorjaar, wanneer ’t Zaad uit den Grond
„ komt , niet verfchynen. Hardmger in ’t
„ Sticht van Bergen lydt geen Rotten. In ’t
„ Sticht Aggerhuis heeft men ’t zelfde befpeurd,
„ en Ichoon aan de Zuidzyde van Vormen, (een
„ grooten Stroom die van M m komt,) Rot-
„ ten, gelyk elders, gevonden worden, blyven
„ zy, daar over gebragt wordende, niet in ’t
,i leven, gelyk men dikwils hy ’t voeren van
„ Koorn in k Magazyn der Veiling Vinger on-
,, dervonden heeft.” Hy leidt zulks af van
(*) Faun■ Sueci'c. p. io. **
lionJSti’lBcgen. 1l.Th-p.5s.
een byzondere gefteldheid of uitdamping van[f Afdeel»
denD eG rfocnhda.de, welke dit Ongediert aan allerley^1^
Levensmiddelen' niet alleen, maar ook aan fjuis-Rot. Kleederen, Houtwerk, en alles byna wat het Ejgen_
in ftaat is te kaauwen of te knaagen, toebrengt, fchappeiu
maakt hetzelve alom zeer gehaat, en het wordt,
om die reden, zo veel mooglyk vervolgd en
vernield. In de taamelyk bewoonde deelen van
Europa komt het ook zelden tot die vermenigvuldiging,
dat men ’er merkelyk door benadeeld
wordt ; veel min dat de Ingezetenen door zulk
een klein en magteloos Schepzel zouden genoodzaakt
worden te verhuizen, gelyk voor»
tyds in eenige Diftrikten van Iönie zoude gebeurd
zyn. Egypte is, na de Overftroomin-
gen van de Nyl, nog dikwils zodanig van dee»
ze Dieren gekweld, dat men het als een Straffe
des Hemels aanmerkt. De Katten zyn ons
tot vernieling van dit Ongediert een groot behulp
, en ’t fchynt dat de Rotten in de heete
Lugtftreeken ongelooflyk fterk voortteelen,
Men vindt, dat de Ingezetenen van ’t Eiland
Procida, by Napels, zig onlangs aan het Hof
aldaar beklaagden, over de Schade, welke zy
van de Rotten leecjen, dewyl het hun niet ge-
oorlofd was Katten te houden. In verlcheide
Plaatfen der andere Wereldpdeelen, is men ’er
vreezelyk van geplaagd , en die naar de Indiën ,
yaaren ondervinden zulks op de Schepen , alwaar
zy niet te vernielen zyn, 'Immers, wan»