I, Afdeel.» tot Grondfteun dient, en van figuur byna als
XXVIII. ,, kleine Naaldjes. Zyfchikken zig daar op zulk
stuk.0™ 35 ecn manier, dn de Steen-een zeer langen tyd
Huk R o t.33 de Teerlingfe figuur behoudt, welke hy be, ” komt van de figuur van ’t Plaatje, dat hem
5) tot Kern verftrekt, en altoos een weinig bui-
” ten de kanten van den Teerling uitfteekt; ’t
jj gene vier Draaden vertoont, die uitmunten
t, door hunnen glans; ten zy ’er mooglyk ver-
„ fcheide Steentjes aan elkander zitten: a’sdan
» doet de wryving, naar maate zy in grootte
?*. toeneenien, deeze Draaden en den glans ver-
» dwynen van de Naaldjes,„ menftellen • die' d. e. n- .Steen fa.
' In de optelling deezer Bezoars, die in de
Rotten zyn gevonden, wordt gewag gemaakt
van oenen, die op zig zelf alleen was en de
grootte hadt van een Kerfenfteen; van een anderen
als een Hennipzaadje, en van een derden
als een Gerftkoomtje : om kort te gaan; men
vondt ’er in een zelfde Blaas tot twaalf toe,
waar van negen de grootte omtrent hadden van
Koriander-Zaad , de overigen waren kleinder.
De Heer Mqrand heeft bovendien opgemerkt,
dat de Rotten onderhevig zyn aan een Kwaal
die de Lever bottig maakt, gelyk in het Wol.
vee, beftaande uit platronde Wormen, die men
ontdekken kan , zelfs zonder dat Ingewand te
ovepretnene.n, aan witte flippen, waaronder zy huis-
Gvflalte. De Gertalte van den Rot is iedereen bekend,
De
De Heer B u isson rekent zynclangte, zonder [ .A fdeel* de Staart, die langer is. dan het Lyf, op zeven X gll.
Duimen.' De Ooren zyn groot en doorichy-STUK.
nendc. De Staart is bekleed met kleine Schub- Buk Rot. betjes, waar tuflchen eenige Hairtjes, zeer dunnetjes,
zyn geplaatft. De inwendige deelen komen
met die van den Muis overeen. Volgens de
Waarneeming der vermaardfte Outleedkundigen
van deezen tyd, is de Rot, onder alle Dieren,
het gene,.welks deelen der Voortteehng meert
naar die van den gelyken, • r . Men wil dat de Romeinen, weleer, zo veel <-eDru
Smaak hadden in ’t Rottenvleefch, dat zy deeze
Dieren daar toe in Hokken opkweekten,
welken Varro Gliraria noemt; doch uit deeze
benaaming is het zeer waarfchynlyk, dat dit
niet van die affchuwelyke Dieren, maar een
foort van Veld- of Berg-Rotten zullen geweert.
zyn , en miffchien wel de Hamfter of het Mar-
meldier. Hedendaags egter zyn ’er nog Landen,
daar het Volk de Rotten eet; doch mis-
fchien zyn dat ook een ander foort van Rotten, die niet van bedorven rottige Spyzen en Vetten
ieeven , gelyk dikwils onze Huis- of Scheeps-
Rotten doen. In tyden van Hongersnood vindt
men dat zy dikwils gegeten zyn , en ’t is niet
gemakkelyk te, ontdekken, of dit, dan t ge-,
bruik van bedorven en onnatuurlyke Spyzen,
benevens ’t gebrek aan zuiver Water, in zulk
een eeval oorzaak zy van Peftilentiaale Ziekten.