I .Afdeel* Niet meer in Haat zynde om te eeten , werde
XIV. dit Dier weldra tot een uiterfte gebragt, en het
- Hoofd- y 0]k van ’t Fort, dat de Leeuwin buiten hope
ST^K‘^ van herftelling agtte, nam haar de Ketting a f ,
en wierp het L y f in een nabuurig Veld. In dee-
zen ftaat was zy , wanneer een Franfch Heer
haar, by zyne terugkom!! van de Jagt, vondt
leggen , met de Oogen geflooten , . den Bek
open en reeds vol Mieren. Hy erbarmde zig
over ’t arme Dier, en verbeeldende dat ’er nog
eenig Leven in ware , wiefch hy de Keel met
Water, en deedt het een weinig Melks inzwelgen.
Dit eenvoudige Middel was van wonder-
baare uitwerking : men bragt de Leeuwin weder
in ’t Fort, en bezorgde haar zo wel, dat zy
by trappen haare kragten wederkreèg : maar
z y hadt federt zulk eene genegenheid voor
haaren weldoener, dat zy niets gebruiken wilde
dan uit zyne Handen, ein, t’eenemaal genezen
zynde, volgde zy hem in ’t Eiland overal, met
een Touw aan den Hals , even als o f ’t een
Hond ware.
’t Geval begunftigt fomtyds zwakke Dieren
zodanig, dat zy voordeel op den Leeuw behaa-
len. Terwyl de Heer Brue Direkteur was van
de Franfche Kompagnie te Senegal, werdt op
’t Eiland St. Louis een geheele Troep Geiten
gebragt , die men gekogt hadt van de Mooren.
In het F o r t, nu , bevondt zig een fchoone
Leeuw, die daar, federt veelejaaren, zorgvuldig
was opgevoed: deszelfs Gezigt verfchrikte
de
de Geiten zodanig , dat zy altemaal de vlugt j, Afdeel.
namen, op ééne enkele naa, welke, den Leeuw XIV.
ftoutelyk onder de Oogen kykènde, één ftap ag- ^ < 5 ^ Ü
terwaards deedt, en daar op , met de Hoorens
vooruit fteekende, naar denzelven toe tradt.
Decze Aanval, vèrfcheide maaien herhaald zynd
e , ontflelde den Leeuw dermaate , dat h y ,
als een Hond, tufichen de Beenen van den D irekteur
weg kroop , om dien Vyand te ontwy-
ken. Men telt ook eenige Dieren op, die niet
fchroomen met den Leeuw te vegten ; gelyk de
Tyger en ’£ wilde Z-wyn. De-Olyphant, hoe
ontzaglyk door zyne Grootte,<■ Wordt dikwils
van hem ovenveldigd. In ’t jaar 1695 vondt
men in een Moeras, by Marocco, een Leeuw
en Zw yn , beiden ftervende van de Wonden ,
dié zy elkander hadden toegebragt: zynde de:
Kuigte daar omftreeks plat getreeden en met
het Bloed van deeze Dieren befprengd.
De natuurlyke Woonplaats van de Leeuwen, Van gil der
die zeer weinig Koude verdraagen kunnen, is.Lef “w'cl1
, T n 7 in Afrika,
onder de verzengde Lugtitreek, en voornaamelyk
in Afrika , alwaar men ’er vindt die
Goudgeel , wit en zwart zyn , en in Libye
fommigen, zo men wil , met een roode Keel,
het L y f blaauw en met zwarte Vlakken ge-'
fprenkeld. Men vindt ’er ook eenigen in Afiè,
daar zy Afchgraauw zyn 5 en in Amerika j doch
van kleiner foort. De Mooren graaven, om de
Leeuwen te vangen, Gaten o f Groeven, als
Wolfskuilen, die zy met eenige Ruigte over-'
I. DeeI, II Stuk* G 4 dek*